ECLI:NL:HR:2008:BG3508
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig indienen van middelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2008 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep, waarbij de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. Dit is in strijd met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet in het beroep kan worden ontvangen, omdat de vereiste procedurele stappen niet zijn nageleefd. De Advocaat-Generaal, Jörg, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. Het arrest benadrukt het belang van het tijdig indienen van cassatiemiddelen en de gevolgen van het niet naleven van deze termijn voor de ontvankelijkheid van het beroep. De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.