ECLI:NL:HR:2008:BG3508

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10411
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig indienen van middelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2008 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep, waarbij de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. Dit is in strijd met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet in het beroep kan worden ontvangen, omdat de vereiste procedurele stappen niet zijn nageleefd. De Advocaat-Generaal, Jörg, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. Het arrest benadrukt het belang van het tijdig indienen van cassatiemiddelen en de gevolgen van het niet naleven van deze termijn voor de ontvankelijkheid van het beroep. De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

23 december 2008
Strafkamer
nr. 07/10411
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 februari 2007, nummer 20/003116-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 23 december 2008.