ECLI:NL:HR:2008:BF3321
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak in ontuchtzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 27 april 2007 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1964, was aangeklaagd voor ontuchtige handelingen in de zin van de artikelen 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht. De Advocaat-Generaal bij het Hof had een middel van cassatie voorgesteld, waarin werd betoogd dat het Hof een verkeerde rechtsopvatting had aangenomen met betrekking tot het begrip 'ontuchtige handelingen'. De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt concludeerde echter tot verwerping van het beroep, stellende dat de motivering van de vrijspraak de toets in cassatie kon doorstaan.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 4 november 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. De president, G.J.M. Corstens, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan hebben de zaak beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat het middel geen rechtsvragen opwierp die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de vrijspraak van het Gerechtshof in stand blijft.
Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het bevestigt dat de motivering van een vrijspraak kan voldoen aan de eisen van cassatie, mits deze voldoende is onderbouwd en niet in strijd is met de wet. De uitspraak biedt ook inzicht in de toepassing van de artikelen 246 en 247 Sr en de interpretatie van ontuchtige handelingen in de rechtspraak.