ECLI:NL:HR:2008:BF1045

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/090HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevordering informant CID tegen de Staat wegens onrechtmatige overheidsdaad

In deze zaak heeft [eiser] de Staat der Nederlanden gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage, waarbij hij vorderingen heeft ingesteld op grond van onrechtmatige overheidsdaad. De eiser vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem, alsook een schadevergoeding van € 74.762,55, vermeerderd met rente, en een veroordeling tot betaling van overige schade, zowel materieel als immaterieel. De rechtbank heeft op 18 augustus 2004 de vorderingen van [eiser] afgewezen. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 14 december 2006 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer, die strekte tot verwerping van het beroep, gevolgd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 2.311,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 31 oktober 2008 door de raadsheren A. Hammerstein, O. de Savornin Lohman, F.B. Bakels, en in het openbaar door E.J. Numann.

Uitspraak

31 oktober 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/090HR
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. A.B. Baumgarten,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN, (Ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 14 mei 2003 de Staat gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd:
1. voor recht te verklaren dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem;
2. de Staat te veroordelen aan [eiser] een bedrag van € 74.762,55 aan materiële schadevergoeding te betalen, met rente;
3. de Staat te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de overige materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
De Staat heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 18 augustus 2004 de vorderingen van [eiser] afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 14 december 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 2.311,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 31 oktober 2008.