ECLI:NL:HR:2008:BF1045
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Afwijzing schadevordering informant CID tegen de Staat wegens onrechtmatige overheidsdaad
In deze zaak heeft [eiser] de Staat der Nederlanden gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage, waarbij hij vorderingen heeft ingesteld op grond van onrechtmatige overheidsdaad. De eiser vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem, alsook een schadevergoeding van € 74.762,55, vermeerderd met rente, en een veroordeling tot betaling van overige schade, zowel materieel als immaterieel. De rechtbank heeft op 18 augustus 2004 de vorderingen van [eiser] afgewezen. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 14 december 2006 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer, die strekte tot verwerping van het beroep, gevolgd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 2.311,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 31 oktober 2008 door de raadsheren A. Hammerstein, O. de Savornin Lohman, F.B. Bakels, en in het openbaar door E.J. Numann.