ECLI:NL:HR:2008:BF0750
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de strafbaarheid van mishandeling binnen een vader-kind relatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1959 en wonende te [woonplaats], was in hoger beroep veroordeeld voor mishandeling van zijn dochter, [slachtoffer]. De feiten betroffen twee incidenten op 6 en 7 oktober 2004, waarbij de verdachte zijn dochter opzettelijk mishandelde door haar op te tillen, op de grond te gooien, aan haar arm mee te trekken en haar in het gezicht te slaan. Het Hof had deze feiten gekwalificeerd als mishandeling begaan tegen zijn kind, waarbij de verdachte zich beriep op de opvatting dat de biologische relatie niet van belang was voor de strafbaarheid onder artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde echter dat deze opvatting onjuist was. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet naar de eisen der wet met redenen was omkleed, omdat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat er sprake was van de strafverzwarende omstandigheid van een vader-kind relatie. Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere veroordeling door het Hof in stand bleef.