ECLI:NL:HR:2008:BF0196
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 12 februari 2007 uitspraak deed in een strafzaak. De zaak betreft de toepassing van artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht, waarin het medeplegen en het maken van een gewoonte van strafbare feiten aan de orde zijn. De verdachte, geboren in 1949, heeft zijn beroep in cassatie laten ondersteunen door zijn advocaten, mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden werkzaam te Amsterdam. De waarnemend Advocaat-Generaal, Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de ingediende middelen niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 18 november 2008 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.