ECLI:NL:HR:2008:BE9093

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/057HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van niet te goeder trouw ontstaan van schulden

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoekster 2], beiden wonende te [woonplaats], op eigen verzoek faillissement aangevraagd, wat op 22 maart 2006 door de rechtbank Almelo is toegewezen. Op 16 oktober 2006 hebben zij verzocht om het faillissement op te heffen en gelijktijdig de wettelijke schuldsaneringsregeling toe te passen. De rechtbank heeft dit verzoek op 2 januari 2007 afgewezen. Hierop hebben verzoekers hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 5 maart 2007 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Verzoekers hebben vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. Tijdens de procedure heeft de advocaat van verzoekster 2 op 19 maart 2008 het cassatieberoep voor haar ingetrokken, omdat zij op 13 februari 2008 is overleden.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en het arrest is op 17 oktober 2008 openbaar uitgesproken door de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en E.J. Numann.

Uitspraak

17 oktober 2008
Eerste Kamer
R07/057HR
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker 1] en [verzoekster 2].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 22 maart 2006 zijn [verzoeker 1] en [verzoekster 2] op eigen verzoek in staat van faillissement verklaard.
[Verzoeker 1] en [verzoekster 2] hebben bij verzoekschrift gedateerd 16 oktober 2006 de rechtbank Almelo verzocht het faillissement op te heffen onder gelijktijdige toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De rechtbank heeft dit verzoek bij vonnis van 2 januari 2007 afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [verzoeker 1] en [verzoekster 2] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Na mondelinge behandeling van de zaak heeft het hof bij arrest van 5 maart 2007 het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker 1] en [verzoekster 2] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bij brief van 19 maart 2008 heeft de advocaat van verzoekers het beroep wat [verzoekster 2] betreft ingetrokken, omdat zij op 13 februari 2008 is overleden.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 oktober 2008.