ECLI:NL:HR:2008:BD5509

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12302
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen voormalige levenspartners over wijziging ouderlijk gezag en omgangsregeling

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige levenspartners over de wijziging van het ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen en de vaststelling van een omgangsregeling. De man heeft op 8 januari 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Rotterdam, waarin hij primair verzocht om met het gezag over de kinderen te worden belast en om te bepalen dat de kinderen bij hem zouden verblijven. Subsidiair vroeg hij om een omgangsregeling van vrijdagochtend tot en met zondagavond en om informatie van de vrouw over belangrijke zaken met betrekking tot de opvoeding van de kinderen. De vrouw heeft het verzoek bestreden.

De kantonrechter heeft na een tussenbeschikking van 12 maart 2004, waarin de Raad voor de Kinderbescherming werd verzocht om een rapport op te stellen, bij eindbeschikking van 29 juli 2005 het verzoek van de man afgewezen en een omgangsregeling vastgesteld. Zowel de man als de vrouw hebben tegen deze eindbeschikking hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft bij tussenbeschikkingen van 21 juni 2006 deskundigen benoemd om informatie te verschaffen over de relatie tussen partijen en de gevolgen daarvan voor het ouderschap.

Bij eindbeschikking van 11 juli 2007 heeft het hof de beschikking inzake het gezag bekrachtigd en het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen. De vrouw heeft in haar appelprocedure de beschikking inzake de omgang vernietigd. Tegen de beschikkingen van het hof hebben beide partijen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, waarbij de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden. De beslissing is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, O. de Savornin Lohman, F.B. Bakels en openbaar uitgesproken door E.J. Numann op 12 september 2008.

Uitspraak

12 september 2008
Eerste Kamer
07/12302
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 8 januari 2004 ter griffie van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, primair dat de man met het gezag over de minderjarige kinderen van partijen zal worden belast en te bepalen dat de verblijfplaats van de kinderen bij de man zal zijn. Subsidiair is verzocht te bepalen dat de man wekelijks omgang met de kinderen zal hebben van vrijdagochtend tot en met zondagavond en dat de vrouw de man dient te informeren met betrekking tot belangrijke kwesties inzake de lichamelijke en geestelijke opvoeding van de kinderen.
De vrouw heeft het verzoek bestreden.
De kantonrechter heeft, na een tussenbeschikking van 12 maart 2004, waarbij onder andere de Raad voor de Kinderbescherming is verzocht een rapport te schrijven en een voorlopige omgangsregeling is vastgesteld, bij eindbeschikking van 29 juli 2005 het verzoek van de man om hem in plaats van de vrouw met het gezag te belasten afgewezen en een omgangsregeling vastgesteld.
Tegen de eindbeschikking van 29 juli 2005 hebben de man en de vrouw afzonderlijk hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij tussenbeschikkingen van 21 juni 2006 heeft het hof in beide zaken een deskundige benoemd teneinde het hof op basis van een aantal vragen van informatie te voorzien over de relatie tussen partijen en de mogelijke gevolgen daarvan voor het ouderschap na het uiteengaan van partijen en de omgang met de kinderen. In de door de man aangespannen appelprocedure heeft het hof bij eindbeschikking van 11 juli 2007 de bestreden beschikking inzake het gezag bekrachtigd en heeft het het meer of anders gevorderde afgewezen. Bij beschikking van dezelfde datum in de door de vrouw geëntameerde appelprocedure heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd voor zover die de omgang betreft en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de man tot vaststellen van een omgangsregeling alsnog afgewezen.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikkingen van het hof van 21 juni 2006 en 11 juli 2007 in beide zaken heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 september 2008.