ECLI:NL:HR:2008:BD3422

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11823
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en nevenvoorzieningen; falende cassatieklacht over proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de vrouw op 17 maart 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage met het verzoek om de echtscheiding tussen haar en de man uit te spreken en de woonplaats van hun minderjarige kinderen bij haar te bepalen. De man heeft zich gerefereerd aan de echtscheiding, maar verzet zich tegen de nevenverzoeken van de vrouw. Tevens heeft hij zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken en, in het geval de vrouw naar [woonplaats] verhuist, te bepalen dat de kinderen bij hem het hoofdverblijf zullen hebben. De rechtbank heeft op 18 augustus 2006 de echtscheiding uitgesproken, maar de behandeling van de nevenvoorzieningen aangehouden in afwachting van een bemiddelingstraject waar partijen zich voor hadden aangemeld.

De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft haar op 29 juni 2007 niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en haar veroordeeld in de kosten. Tegen deze beschikking heeft de vrouw cassatie ingesteld. De man heeft verzocht het cassatieberoep te verwerpen en de vrouw in de kosten van het geding te veroordelen. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft op 11 juli 2008 het cassatieberoep verworpen en de vrouw in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 296,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

11 juli 2008
Eerste Kamer
07/11823
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Dongelmans,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. F.M. Ruitenbeek-Bart.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 17 maart 2006 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft de vrouw zich gewend tot die rechtbank en verzocht, voorzover thans van belang, tussen partijen de echtscheiding uit te spreken en de woonplaats van de minderjarige kinderen van partijen bij haar te bepalen.
De man heeft zich met betrekking tot de verzochte echtscheiding gerefereerd en verweer gevoerd tegen de nevenverzoeken van de vrouw. De man heeft tevens bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht tussen partijen de echtscheiding uit te spreken en, voorzover thans van belang, voor het geval de vrouw naar [woonplaats] verhuist te bepalen dat de kinderen bij hem het hoofdverblijf zullen hebben.
De vrouw heeft het verzoek van de man bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 18 augustus 2006 tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en de behandeling van de nevenvoorzieningen aangehouden in afwachting van de resultaten van een tussen partijen afgesproken bemiddelingstraject, waartoe partijen zich bereid hadden verklaard bij de voorzieningenrechter.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De vrouw heeft verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek tot echtscheiding aan te houden totdat beslist wordt op de nevenvoorzieningen.
Bij beschikking van 29 juni 2007 heeft het hof de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en de vrouw veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding in cassatie.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de vrouw in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de man begroot op € 296,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 11 juli 2008.