ECLI:NL:HR:2008:BD3422
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en nevenvoorzieningen; falende cassatieklacht over proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de vrouw op 17 maart 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage met het verzoek om de echtscheiding tussen haar en de man uit te spreken en de woonplaats van hun minderjarige kinderen bij haar te bepalen. De man heeft zich gerefereerd aan de echtscheiding, maar verzet zich tegen de nevenverzoeken van de vrouw. Tevens heeft hij zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken en, in het geval de vrouw naar [woonplaats] verhuist, te bepalen dat de kinderen bij hem het hoofdverblijf zullen hebben. De rechtbank heeft op 18 augustus 2006 de echtscheiding uitgesproken, maar de behandeling van de nevenvoorzieningen aangehouden in afwachting van een bemiddelingstraject waar partijen zich voor hadden aangemeld.
De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft haar op 29 juni 2007 niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en haar veroordeeld in de kosten. Tegen deze beschikking heeft de vrouw cassatie ingesteld. De man heeft verzocht het cassatieberoep te verwerpen en de vrouw in de kosten van het geding te veroordelen. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft op 11 juli 2008 het cassatieberoep verworpen en de vrouw in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 296,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.