ECLI:NL:HR:2008:BD2772
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de feitelijke betekenis van termen in de tenlastelegging van witwassen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het plegen van witwassen in de periode van 14 december 2001 tot 22 april 2003, waarbij hij grote geldbedragen, afkomstig uit drugshandel, zou hebben verborgen en/of verhuld. De verdediging stelde dat de termen 'verbergen en/of verhullen' in de tenlastelegging onvoldoende feitelijke betekenis hadden en dat de dagvaarding daarom nietig verklaard diende te worden. De Hoge Raad oordeelde echter dat deze opvatting onjuist was. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de schriftelijke commentaren van de raadslieden en de conclusie van de Advocaat-Generaal, die adviseerde het beroep te verwerpen. De Hoge Raad concludeerde dat de tenlastelegging voldoende feitelijke basis had en dat de middelen van de verdediging niet tot cassatie konden leiden. De beslissing van het Gerechtshof werd bevestigd en het beroep werd verworpen.