ECLI:NL:HR:2008:BD0448

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11075 J
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de geldigheid van de betekening van de aanzegging in strafzaken

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 26 april 2007, in de strafzaak tegen een verdachte geboren in 1991. De verdachte heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof, waarbij hij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn beroep. De advocaat van de verdachte, mr. P.J. Stronks, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat is gehecht aan het arrest. De Procureur-Generaal, Fokkens, heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het middel klaagt over de geldigheid van de betekening van de aanzegging, zoals bedoeld in artikel 435, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad oordeelt dat de klacht zich niet richt tegen een handeling of beslissing van een rechter, zoals vereist in artikel 78, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Hierdoor kan de klacht niet worden aangemerkt als een middel van cassatie in de zin van artikel 437, tweede lid, Sv.

Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, is niet voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, Sv. Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte niet kan worden ontvangen in zijn beroep. De Hoge Raad heeft derhalve de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, en dit arrest is uitgesproken op 24 juni 2008 door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

24 juni 2008
Strafkamer
nr. S 07/11075 J
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 april 2007, nummer 23/005535-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.J. Stronks, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Het middel klaagt over de geldigheid van de betekening van de in art. 435, eerste lid, Sv bedoelde aanzegging.
2.2. De klacht keert zich niet tegen een handeling of beslissing van een rechter als bedoeld in art. 78, eerste lid, RO noch kan zij daarmee op één lijn worden gesteld. De klacht kan dus niet worden aangemerkt als een middel van cassatie in de zin van art. 437, tweede lid, Sv.
2.3. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 24 juni 2008.