ECLI:NL:HR:2008:BC8871

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01526/07 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de beslissing tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2008 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een beslissing tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De aanvrager, die in de Penitentiaire Inrichting 'Noord-Holland Noord, locatie Amerswiel' te Leeuwarden verbleef, had eerder door het Gerechtshof te Amsterdam een gevangenisstraf van dertien maanden opgelegd gekregen voor valsheid in geschrift en verduistering. Daarnaast was er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 91.569,95, subsidiair twaalf maanden hechtenis. De aanvrage tot herziening was gericht tegen de beslissing tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis, waarbij de aanvrager stelde dat het verleende 'verlof' onterecht was, omdat deze beslissing gebaseerd zou zijn op valse of bedrieglijke informatie over de mogelijkheid van verhaal van de schadevergoedingsverplichting.

De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet tot herziening kon leiden, omdat de beslissing tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis geen einduitspraak van een rechter is in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De aanvrage werd daarom niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.

Uitspraak

8 april 2008
Strafkamer
nr. 01526/07 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage strekkende tot herziening van een beslissing tot tenuitvoerlegging van de bij een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 april 2003, nummer 23/003794-01, opgelegde vervangende hechtenis, ingediend door:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, ten tijde van de indiening van de aanvrage verblijvende in de Penitentiaire Inrichting "Noord-Holland Noord, locatie Amerswiel" te Leeuwarden.
1. De beslissing waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 1 mei 2001 - bij arrest van 15 april 2003 de aanvrager ter zake van 1. "valsheid in geschrift" en 2. "verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd", veroordeeld tot dertien maanden gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 91.569,95 en heeft het een schadevergoedingsmaatregel tot hetzelfde bedrag, subsidiair twaalf maanden hechtenis, opgelegd. De onderhavige aanvrage richt zich kennelijk tegen een beslissing tot tenuitvoerlegging van de hiervoor bedoelde vervangende hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening en de aanvullingen daarop zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. In de aanvrage wordt gesteld dat ten onrechte "verlof" is verleend voor de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis die is opgelegd door het Gerechtshof te Amsterdam bij uitspraak van 15 april 2003. Daartoe wordt aangevoerd dat deze beslissing tot tenuitvoerlegging is gebaseerd op valse dan wel bedriegelijke informatie met betrekking tot de (on)mogelijkheid van (volledig) verhaal van de opgelegde schadevergoedingsverplichting.
3.2. De aanvrage zal niet tot herziening kunnen leiden, reeds omdat de - door het openbaar ministerie of namens deze door het Centraal Justitieel Incasso Bureau genomen - beslissing tot tenuitvoerlegging van een (eerder door de rechter) opgelegde vervangende hechtenis, niet inhoudt een einduitspraak van een rechter houdende veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvrage kan derhalve niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 8 april 2008.