RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Zaak\rolnummer: 431457/09-734
Beschikking d.d. 1 maart 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y. B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [adres],
verzoekende partij, verder te noemen: Y.,
gemachtigde mr. J.A. Gimbrere, advocaat te Groningen,
X., wonende te [adres],
verwerende partij, verder te noemen: X.,
mr. G.W. Brouwer, advocaat te Groningen.
1 Procesverloop
Y. heeft verzocht de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7:685 BW.
X. heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 februari 2010 in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden. De behandeling heeft gelijktijdig plaatsgevonden met een comparitie van partijen in de rolprocedure 427501 CV EXPL 09-17089.
Beschikking is bepaald op heden.
2 Feiten en omstandigheden
2.1 X., geboren op 30 mei 1958, is op 1 mei 1981 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij Y. Het laatstelijk geldende salaris bedraagt € 7.140,93, zulks exclusief 13e en 14e maand en inclusief de, in de 13e en 14e maand begrepen, vakantietoeslag.
2.2 Op 13 juni 2008 heeft de toenmalig leidinggevende van X., de heer van Q-1, een onderhoud met X. gehad. In dat gesprek is aan X. aangegeven dat de leidinggevende de indruk had dat X. onder werktijd af en toe onder invloed verkeerde. De leidinggevende had een dranklucht rondom hem waargenomen en uit het gedrag van X. de indruk gekregen dat X. onder invloed was. Soortgelijke signalen waren van collega's ontvangen. X. heeft betwist dat daarvan sprake was.
2.3 Op 30 juni 2008 heeft een vervolggesprek plaatsgehad tussen de heer Z., hoofd P&O, en X. In dat gesprek is aan X. voorgelegd dat [het hoofd P&O] met signalen uit de organisatie was geconfronteerd over een mogelijk drankprobleem van X.. [Het hoofd P&O] heeft daarbij aangegeven af en toe bij hem een dranklucht te ontwaren. Geadviseerd is met de bedrijfsarts te gaan praten. X. heeft ontkend een drankprobleem te hebben.
2.4 Op 14 oktober 2008 heeft tussen van Q-1 en X. een gesprek plaatsgehad waarin is teruggegrepen op de eerdere gesprekken over drankgebruik. Voorts is gesproken over overplaatsing van de door hem vervulde reguleringsfunctie, waarin sprake is van een hoge vrijheid voor het zelf invullen van de tijdsbesteding, naar een functie met een hogere, meer constante werkdruk. In het gespreksverslag is onder meer vermeld dat overmatig drankgebruik mede een reden is voor overplaatsing. "Een functie met meer dagelijkse werkdruk kan hier namelijk tegen helpen." X. heeft betwist dat sprake is van overmatig drankgebruik en heeft tevens aangegeven niet de noodzaak in te zien van overplaatsing.
2.5 Op 15 oktober 2008 heeft X. een gesprek gehad met de algemeen directeur de heer [naam]. [De algemeen directeur] heeft zijn zorgen geuit over de fysieke toestand van X. Aangegeven is dat er ernstige vermoedens waren van een alcoholprobleem, dat zich met name in de middaguren na de lunch voordeed. [De algemeen directeur] heeft herhaald dat om die reden de wens bestond X. over te plaatsen naar een andere functie. Op het gespreksverslag is door X. aangegeven: "Elke verwijzing naar een vermeend alcoholprobleem is ronduit stuitend."
2.6 X. is terugkomend van een lunchafspraak op 30 oktober 2008 omstreeks 13.30 uur door de politie op het parkeerterrein van Y. aangehouden. Vastgesteld is dat sprake was van een te hoog alcoholpromillage. X. is een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van zes maanden.
2.7 Y. heeft bij brief van 31 oktober 2008 X. officieel gewaarschuwd dat niet langer werd getolereerd dat X. onder invloed van alcohol op het werk verscheen of aanwezig was. Y. heeft daarbij tevens gewezen op de geldende gedragscode, de Gedragsregels in het kader van Veiligheid Gezondheid Milieu. In die gedragsregels is onder meer vermeld: "Het is uiteraard niet toegestaan om op het werk te verschijnen onder invloed van alcohol en/of drugs". Y. heeft gewezen op de in artikel 12 van die gedragscode genoemde disciplinaire maatregelen van onder meer arbeidsrechtelijke aard. Voorts is medegedeeld dat X. in een andere functie wordt geplaatst omdat er ontevredenheid bestaat over zijn invulling van de huidige functie. Vermeld is dat dit onvoldoende functioneren samenhangt met zijn alcoholgebruik.
2.8 Y. heeft X. bij brief van 4 november 2008 aangegeven dat X. zich in strijd met de gemaakte afspraak niet heeft gemeld bij de bedrijfsarts. X. is op 10 november 2008 alsnog naar de bedrijfsarts gegaan.
2.9 X. heeft zich voor hulp gewend tot Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) en zich bij VNN onder behandeling gesteld.
2.10 X. heeft van 30 oktober 2008 tot medio februari 2009 ziekteverlof / vakantieverlof gehad.
2.11 Y. heeft X. bij brief van 17 december 2008 aangegeven dat werkhervatting zal plaatsvinden onder de met X. doorgenomen en voor akkoord getekende voorwaarden. In die voorwaarden is onder meer opgenomen:
1 "Het is niet toegestaan om tijdens het werk onder invloed van alcohol te zijn. (...)
2 Steekproefsgewijze en/of wanneer het vermoeden bestaat dat je onder invloed van alcohol verkeert, heeft Y. het recht om een blaastest af te nemen.(...)" Vermeld is verder dat de blaasproef zal worden afgenomen door de heer Z., hoofd P&O, in aanwezigheid van de leidinggevende Q-2.
2.12 X. heeft na hervatting op 23 februari 2009 in de functie van business analyst op 25 maart 2009 rond 09.15 uur een blaastest gedaan. Daarbij is tot twee maal toe door hem een promillage geblazen van 0.3. Hij heeft daarbij aangegeven die dag geen alcohol te hebben gehad. Y. heeft X. bij brief van 25 maart 2009 een "laatste officiële waarschuwing" gegeven. Daarbij is onder meer aangegeven dat X. nogmaals dringend wordt opgeroepen zijn alcoholprobleem op te lossen.
2.13 X. heeft daarop zelf een zelfde blaastester, een CA 2000, aangeschaft als waarmee Y. de blaastesten afnam.
2.14 X. heeft bij een door Y. op 17 april 2009 afgenomen blaastest een promillage van 0.00 geblazen.
2.15 Op 6 juli 2009 is bij wijze van steekproef bij X. wederom een blaasproef afgenomen door de heer [het hoofd P&O] in aanwezigheid van de opvolgend leidinggevende de heer Q-3.
De uitslag van de blaasproef was eerst 1.2 en daarna 1.3. Y. heeft X. daarop naar huis gestuurd en aansluitend op staande voet ontslagen.
2.16 X. heeft via zijn raadsman bij brief van 10 juli 2009 een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van het ontslag.
3 Het voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van Y.
3.1 Y. verzoekt voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst, en wel voor het geval in rechte onherroepelijk komt vast te staan dat het door Y. gegeven ontslag op staande voet ongeldig is geweest, wegens gewichtige redenen.
3.2 Y. stelt primair dat sprake is van een dringende reden, te weten dezelfde dringende reden die tot het ontslag op staande voet heeft geleid. X. is meerdere keren gewaarschuwd, hij is er uitdrukkelijk op gewezen niet onder invloed op het werk te verschijnen en er is hem alle hulp en begeleiding geboden. Y. heeft geen reden te twijfelen aan de uitslag van de test op 6 juli 2009. Er is sprake van een bewijsovereenkomst en het was dan aan X. om tegenbewijs tegen de uitslag te produceren. Dat is niet gebeurd.
3.3 De opstelling van X. heeft geleid tot een onherstelbare vertrouwensbreuk.
Op 6 juli 2009 heeft hij opnieuw gelogen over zijn alcoholconsumptie. Aanvankelijk heeft hij categorisch ontkend alcohol te hebben gedronken, vervolgens heeft hij verklaard dat de alcohollucht die de heer Q-3 rook door een drankje met een reinigende, helende werking werd veroorzaakt. Pas daarna gaf hij toe de avond tevoren alcohol te hebben gedronken.
Er is dan in ieder geval sprake van een verandering van omstandigheden. Voor toekenning van een vergoeding zijn geen termen aanwezig.
3.4 X. is in de problemen geraakt nadat zijn echtgenote in augustus 2008 had aangekondigd te willen scheiden. Hij is daardoor meer gaan drinken.
X. was steeds een door Y. zeer gewaardeerd collega. De plotselinge ommezwaai in die waardering is niet terecht. Voor ontslag wegens een alcoholprobleem of -verslaving zijn bijkomende omstandigheden nodig. Van disfunctioneren was geen sprake. X. heeft zich uit schaamtegevoel naar de aanwijzingen van Y. gericht en is ook het hulpverleningscircuit ingegaan.
3.5 X. betwist op meerdere gronden dat de uitslag van de blaastest(en) als bewijs mag en kan worden gehanteerd. De metingen van zowel 25 maart 2009 als die van 6 juli 2009 zijn onjuist. (Al) Om die reden kan de gestelde dringende reden niet ook worden gebruikt als reden voor de gevraagde, voorwaardelijke, ontbinding.
3.6 Hij betwist dat hij op 6 juli 2009 tegenover [het hoofd P&O] en Q-3 zou hebben gelogen. Hij heeft aangegeven dat hij die dag niet had gedronken en heeft aangegeven dat hij de avond tevoren wel had gedronken. Die consumpties kunnen het geblazen promillage echter niet verklaren.
3.7 Hij heeft die ochtend na te zijn weggestuurd door Y., thuis in aanwezigheid van een getuige, de heer G., op de door hem aangeschafte identieke blaastester bij zichzelf een alcoholpromillage gemeten van 0.00. Hij heeft stukken overgelegd ter staving van de stelling dat het gebruik maken van de CA 2000 niet tot betrouwbare uitkomsten leidt die de conclusies van Y. kunnen dragen. De kamergenoot van X., F. Bosscha, kan bevestigen dat van vreemd gedrag of een alcohollucht geen sprake was.
4.1 De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. Niet gesteld of gebleken is dat er (nog) sprake was van arbeidsongeschiktheid.
4.2 Y. heeft aan de gevraagde voorwaardelijke ontbinding primair de dringende reden ten grondslag gelegd die heeft geleid tot het ontslag op staande voet. X. heeft op meerdere gronden gemotiveerd en gedocumenteerd de juistheid van die gestelde dringende reden betwist. De onderhavige procedure leent zich in beginsel niet voor getuigenbewijs en/of deskundigenonderzoek. De kantonrechter is van oordeel dat een onderzoek naar de gegrondheid van de gestelde dringende reden dan ook dient plaats te vinden in een bodemprocedure die voormelde mogelijkheden wel biedt. Voor een (voorwaardelijke) ontbinding om dezelfde reden als gehanteerd voor het ontslag op staande voet, is in dit geval in deze procedure dan ook geen ruimte.
4.3 Ter zake van de subsidiaire grond wordt het volgende overwogen. Y. heeft vanaf juni 2008 aan X. voorgehouden dat en waarom zij er van uitging dat er bij X. sprake was van een alcoholprobleem. X. heeft bij herhaling en in stellige bewoordingen betwist dat daarvan sprake was. De bevindingen van de politie op 30 oktober 2008 en de onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid bevestigen dat X. ook in de loop van een werkdag, tijdens de lunch, (een aanzienlijke hoeveelheid) alcohol tot zich nam. Hij is daarmee niet betrouwbaar gebleken in zijn mededelingen over alcoholgebruik aan zijn werkgever.
4.4 X. heeft vervolgens van Y. opnieuw een kans gekregen maar wel onder voorwaarden. X. had zich dienen te realiseren dat het vervolgens ook aan hem was het door zijn handelen bij Y. geschade vertrouwen weer te herstellen.
4.5 Ook indien niet mocht komen vast te staan dat X. op 6 juli 2009 (nog) onder invloed was van alcohol dan heeft Y. met die voorgeschiedenis als is weergegeven onder de feiten, terecht aanleiding kunnen vinden om niet langer vertrouwen in X. te hebben. X. heeft in de schriftelijke waarschuwing van 25 maart 2009 kennelijk geen aanleiding gezien zijn visie over de afgenomen test uit een te zetten en de resultaten te betwisten. Duidelijk was echter welk gewicht Y. aan de uitslag van die test verbond.
4.6 Naast voormelde feiten en omstandigheden acht de kantonrechter de verklaringen van respectievelijk [het hoofd P&O] respectievelijk Q-3 van 12 en 16 november 2009 van belang. X. heeft ter zitting betwist dat die verklaringen juist zijn.
De kantonrechter acht echter op basis van die verklaringen en het verhandelde ter zitting, voldoende aannemelijk gemaakt dat X. op 6 juli 2009 opnieuw niet onmiddellijk heeft aangegeven dat en wat hij had gedronken.
4.7 Y. heeft X. een reële kans geboden het vertrouwen te herstellen en aan een alcoholprobleem te werken. Y. heeft bij de mondelinge behandeling herhaald dat er thans sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk.
4.8 Het verzoek zal daarom worden toegewezen omdat sprake is van een verandering van omstandigheden. De arbeidsovereenkomst wordt voorwaardelijk ontbonden met ingang van 15 maart 2010 zulks tenzij Y. uiterlijk op 12 maart 2010 haar verzoek intrekt.
4.9 Voorts is aan de orde de vraag of er termen aanwezig zijn om aan X. een vergoeding toe te kennen. Daartoe wordt het volgende overwogen. Er is sprake van een langdurig dienstverband waarbij X. het grootste deel van zijn arbeidzaam leven tot nu toe bij Y. heeft gewerkt. Op grond van het hetgeen door Y. naar voren is gebracht is niet aannemelijk dat al (ruim) voor juni 2008 sprake is geweest van een onvoldoende functioneren van X. De reden van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst is echter wel in overwegende mate gelegen in de risicosfeer van X. De kantonrechter ziet in alle feiten en omstandigheden aanleiding X. ten laste van Y. een vergoeding toe te kennen en daarbij de c- factor te stellen op 0,25.
4.10 Op grond van de leeftijd, aantal dienstjaren, salaris inclusief de toeslagen en op grond van voormelde factor wordt aan X. ten laste van Y. een vergoeding toegekend van € 55.193,41 bruto.
De kantonrechter acht termen aanwezig te bepalen dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst voorwaardelijk, en wel voor het geval in rechte onherroepelijk komt vast te staan dat het door Y. gegeven ontslag op staande voet ongeldig is geweest, per 15 maart 2010 onder toekenning aan X., ten laste van Y., van een vergoeding van € 55.193,41 bruto zulks tenzij Y. alsnog uiterlijk op 12 maart 2010 het verzoek intrekt;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2010 in aanwezigheid van de griffier.