ECLI:NL:HR:2008:BC7721
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens termijnoverschrijding in faillissementszaak
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door verzoekster, die betrokken was bij een faillissementsprocedure. De rechtbank Rotterdam had op 10 december 2003 de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van verzoekster. Op 22 januari 2007 beëindigde de rechtbank deze regeling zonder dat aan verzoekster een schone lei werd verleend. Verzoekster ging in hoger beroep tegen dit vonnis bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 15 mei 2007 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Tegen dit arrest heeft verzoekster cassatie ingesteld, maar het cassatierekest is pas op 31 mei 2007 ingediend, terwijl de termijn voor het indienen van het cassatieberoep acht dagen na de uitspraak van het arrest eindigde op 23 mei 2007. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van verzoekster in haar cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar beroep, omdat het cassatieberoep te laat is ingesteld. Dit arrest is uitgesproken op 25 april 2008 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de raadsheren P.C. Kop, F.B. Bakels en W.D.H. Asser betrokken waren. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer W.D.H. Asser.