ECLI:NL:HR:2008:BC7721

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/110HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens termijnoverschrijding in faillissementszaak

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door verzoekster, die betrokken was bij een faillissementsprocedure. De rechtbank Rotterdam had op 10 december 2003 de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van verzoekster. Op 22 januari 2007 beëindigde de rechtbank deze regeling zonder dat aan verzoekster een schone lei werd verleend. Verzoekster ging in hoger beroep tegen dit vonnis bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 15 mei 2007 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Tegen dit arrest heeft verzoekster cassatie ingesteld, maar het cassatierekest is pas op 31 mei 2007 ingediend, terwijl de termijn voor het indienen van het cassatieberoep acht dagen na de uitspraak van het arrest eindigde op 23 mei 2007. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van verzoekster in haar cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar beroep, omdat het cassatieberoep te laat is ingesteld. Dit arrest is uitgesproken op 25 april 2008 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de raadsheren P.C. Kop, F.B. Bakels en W.D.H. Asser betrokken waren. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer W.D.H. Asser.

Uitspraak

25 april 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/110HR
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoekster zal hierna worden aangeduid als [verzoekster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 december 2003 is ten aanzien van [verzoekster] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
Hierna heeft de rechtbank bij vonnis van 22 januari 2007 de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [verzoekster] beëindigd zonder dat aan haar een schone lei is verleend.
Tegen het vonnis van 22 januari 2007 heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 15 mei 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoekster] in haar cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het arrest, gewezen op het hoger beroep van een vonnis als bedoeld in art. 354 (oud) F., is uitgesproken op 15 mei 2007 en het cassatieberoep is ingesteld op 31 mei 2007. De termijn voor dit beroep bedraagt echter acht dagen na de dag van de uitspraak van het arrest en eindigde op 23 mei 2007. Het beroep is derhalve te laat ingesteld en [verzoekster] kan hierin niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 25 april 2008.