ECLI:NL:HR:2008:BC6294

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01346/06 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een beschikking in cassatie wegens onbeschikbaarheid van het dossier

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Breda, gedateerd 14 april 2006. Het beroep in cassatie was ingesteld door de klager, die ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Almere-Binnen'. De klager werd vertegenwoordigd door mr. L.M.L. van Berkel, advocaat te Amsterdam, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar een Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het dossier in deze zaak bij de Hoge Raad is ingekomen, maar daarna in het ongerede is geraakt en niet meer beschikbaar zal komen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de bestreden beschikking in cassatie niet kan worden getoetst. De Hoge Raad heeft daarom de beschikking vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling en afdoening.

De uitspraak benadrukt het belang van de beschikbaarheid van het dossier in cassatieprocedures, aangezien de afwezigheid van het dossier leidt tot de onmogelijkheid om de bestreden beschikking te toetsen. De beslissing is genomen in raadkamer en openbaar uitgesproken, waarbij de vice-president F.H. Koster als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

11 maart 2008
Strafkamer
nr. 01346/06 B
EC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Breda van 14 april 2006, nummer RK 06/166 op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren op [geboorteplaats] 1970 te [geboorteplaats], ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Almere-Binnen" te Almere.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. L.M.L. van Berkel, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar een Gerechtshof ten einde opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking
Op grond van de door de Advocaat-Generaal in diens conclusie verstrekte informatie moet worden aangenomen dat het dossier in de onderhavige zaak bij de Hoge Raad is ingekomen, maar daarna in het ongerede is geraakt en niet meer beschikbaar zal komen. Dat brengt mee dat de bestreden beschikking in cassatie niet kan worden getoetst en daarom niet in stand kan blijven.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ten einde opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2008.