ECLI:NL:HR:2008:BC6294
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een beschikking in cassatie wegens onbeschikbaarheid van het dossier
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Breda, gedateerd 14 april 2006. Het beroep in cassatie was ingesteld door de klager, die ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Almere-Binnen'. De klager werd vertegenwoordigd door mr. L.M.L. van Berkel, advocaat te Amsterdam, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar een Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het dossier in deze zaak bij de Hoge Raad is ingekomen, maar daarna in het ongerede is geraakt en niet meer beschikbaar zal komen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de bestreden beschikking in cassatie niet kan worden getoetst. De Hoge Raad heeft daarom de beschikking vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling en afdoening.
De uitspraak benadrukt het belang van de beschikbaarheid van het dossier in cassatieprocedures, aangezien de afwezigheid van het dossier leidt tot de onmogelijkheid om de bestreden beschikking te toetsen. De beslissing is genomen in raadkamer en openbaar uitgesproken, waarbij de vice-president F.H. Koster als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.