ECLI:NL:HR:2008:BC5604

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/143HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van niet te goeder trouw ontstaan van schulden

In deze zaak heeft verzoeker, wonende te [woonplaats], op 23 maart 2007 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Rotterdam om de schuldsaneringsregeling op hem toe te passen. De rechtbank heeft dit verzoek op 18 juni 2007 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 24 juli 2007 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Verzoeker heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en het arrest is openbaar uitgesproken op 21 maart 2008 door de raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

21 maart 2008
Eerste Kamer
R07/143HR
JMH/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Verzoeker zal hierna als [verzoeker] worden aangeduid.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 23 maart 2007 ter griffie van de rechtbank Rotterdam ingediend verzoekschrift heeft [verzoeker] zich gewend tot die rechtbank en verzocht de schuldsaneringsregeling op hem toe te passen.
Na mondelinge behandeling van de zaak heeft de rechtbank bij vonnis van 18 juni 2007 het verzoek afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Na mondelinge behandeling van de zaak heeft het hof bij arrest van 24 juli 2007 het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 15 februari 2008 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 maart 2008.