3.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2006 houdt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"In zijn faxbericht van 5 april 2006 heeft de raadsman (...) tevens verzocht ook als getuige te horen:
9. [Betrokkene 1], verdachte in de Kenyaanse zaak.
Voorts heeft de raadsman in deze brief verzocht de stukken uit het Kenyaanse onderzoek aan het dossier toe te voegen.
De advocaat-generaal (...)
Ten aanzien van het verzoek tot het horen van [betrokkene 1] is het openbaar ministerie van mening dat dit verzoek dient te worden afgewezen nu het onvoldoende is gemotiveerd en het er vooralsnog voor gehouden mag worden dat deze getuige niet van belang is voor enige door het hof te nemen beslissing. Deze getuige is als verdachte betrokken bij de Kenyaanse zaak en heeft geen verklaring afgelegd met betrekking tot de aan verdachte tenlastegelegde feiten.
Het verzoek om voeging van de stukken dient naar de mening van het openbaar ministerie te worden afgewezen nu deze betrekking hebben op het door de autoriteiten in Kenya ingestelde strafrechtelijk onderzoek en deze geen betrekking hebben op de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Deze stukken zijn derhalve van geen belang voor enig door het hof te nemen beslissing.
(...)
Nadat de voorzitter heeft medegedeeld dat het heden een zogenaamde regiezitting betreft, stelt hij de raadsman van de verdachte in de gelegenheid om voornoemde verzoeken nader toe te lichten. De raadsman van de verdachte deelt mede -zakelijk weergegeven-:
(...)
[Betrokkene 1] is in Kenya nog steeds gedetineerd; via zijn raadsman heeft de verdediging gehoord dat hij een verklaring heeft afgelegd. De inhoud van de verklaring van [betrokkene 1] is niet bekend. Nu de verklaring van [betrokkene 1] mogelijk voor de onderhavige zaak van belang kan zijn verzoekt de verdediging hem te horen dan wel de stukken van het Kenyaanse onderzoek aan het dossier van de verdachte toe te voegen. De raadsman wijst er op dat er een verband bestaat tussen de Kenyaanse zaak en de onderhavige zaak. Verdachten en getuigen zijn in beide landen gehoord en er is een uitleveringsverzoek geweest.
(...)
(...) Ten aanzien van het verzoek tot het horen van de getuige [betrokkene 1] is naar de mening van de advocaat-generaal het noodzakelijkheidscriterium van toepassing. Hij voegt daaraan toe dat niet bekend is of [betrokkene 1] iets over de onderhavige zaak kan verklaren. Tenslotte wijst de advocaat-generaal er op dat het openbaar ministerie niet beschikt over het Kenyaanse politiedossier, dat naar verwachting in het Swahili is opgesteld.
Het hof onderbreekt hierop het onderzoek voor beraad-slaging.
Na beraadslaging en hervatting van het onderzoek deelt het hof bij monde van de voorzitter mede dat het verzoek tot het horen van de getuigen als vermeld onder de nummers 1 tot en met 7 en 9 vooralsnog wordt afgewezen;
indien de inhoudelijke behandeling daartoe aanleiding mocht geven, zal deze beslissing (desverzocht) kunnen worden heroverwogen.
Het hof overweegt hiertoe (...)
De vervolging van [betrokkene 1] in Kenya heeft uitsluitend betrekking op de in Kenya aangetroffen partij drugs en niet op de in Nederland aangetroffen partij waarop de onderhavige zaak betrekking heeft. De verdediging heeft in het geheel niet nader en concreet aangegeven in welk opzicht deze getuige zou kunnen verklaren over de zaak waarvoor de verdachte in Nederland wordt vervolgd. Het Hof acht derhalve het horen van deze getuige niet noodzakelijk. Op dezelfde gronden wordt het verzoek de
"Kenyaanse stukken" aan het dossier toe te voegen afgewezen."