ECLI:NL:HR:2008:BC4422

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
40291
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • P.J. van Amersfoort
  • P. Lourens
  • E.N. Punt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tariefindeling van douanerechten voor chucks and blades

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van Codirex Expeditie B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de tariefindeling van douanerechten voor de producten 'chucks and blades', specifiek de onderverdelingen 0202 30 50 en 0202 30 90 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). De Hoge Raad heeft eerder aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen vragen gesteld over de indeling van bevroren vlees zonder been van de voorvoet van het rund. Het Hof van Justitie heeft op 13 september 2007 geoordeeld dat deze producten onder de onderverdeling 0202 30 50 vallen, wat in strijd was met de eerdere uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft het beroep van Codirex gegrond verklaard, de eerdere uitspraken vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens is de Staat veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan de belanghebbende. Dit arrest benadrukt de noodzaak van correcte tariefindeling in het douanerecht en de invloed van Europese regelgeving op nationale beslissingen.

Uitspraak

nr. 40.291
15 februari 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van Codirex Expeditie B.V. te Rotterdam (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 september 2003, nr. 01/90047 DK, na beantwoording van de door de Hoge Raad bij na te melden arrest aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gestelde vragen.
1. Ontstaan en loop van het geding
Voor een overzicht van het ontstaan en de loop van het geding tot aan het door de Hoge Raad in dit geding gewezen arrest van 22 september 2006, nr. 40291, BNB 2006/342, wordt verwezen naar dat arrest, waarbij de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft verzocht een prejudiciële beslissing te geven over de in dat arrest geformuleerde vragen.
Bij arrest van 13 september 2007, Codirex Expeditie B.V., C-400/06, heeft het Hof van Justitie, uitspraak doende op die vragen, voor recht verklaard:
"1) Bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2204/1999 van de Commissie van 12 oktober 1999, moet aldus worden uitgelegd dat stukken bevroren vlees zonder been, afkomstig van de voorvoet van het rund, vallen onder onderverdeling 0202 30 50 van de gecombineerde nomenclatuur.
2) Bijlage I bij verordening nr. 2658/87, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2204/1999, moet aldus worden uitgelegd dat stukken bevroren vlees zonder been van de voorvoet van het rund voor indeling onder onderverdeling 0202 30 50 niet hoeven te voldoen aan andere voorwaarden, met name dat zij afkomstig moeten zijn van hetzelfde dier."
De Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op dit arrest.
2. Nadere beoordeling van het middel
2.1. Het Hof heeft geoordeeld dat post 0202 30 50 van de Gecombineerde nomenclatuur (hierna: GN) ziet op delen die geheel voldoen aan de omschrijving van 'chucks and blades' en niet op delen van 'chucks and blades', zodat de goederen waarop het geschil ziet, bestaande uit delen van 'chucks and blades', moeten worden ingedeeld onder post 0202 30 90 van de GN. Uit het hiervoor in 1 aangehaalde arrest van het Hof van Justitie volgt dat dit oordeel onjuist is, omdat ook stukken vlees afkomstig van de voorvoet onder onderverdeling 0202 30 50 van de GN vallen. Hieruit volgt dat het middel doel treft en 's Hofs uitspraak niet in stand kan blijven.
2.2. De Hoge Raad kan de zaak afdoen wat betreft de uitnodiging tot betaling. Deze dient te worden vernietigd. Verwijzing moet volgen voor een beoordeling van de vraag tot welk bedrag belanghebbende recht heeft op vergoeding van in de feitelijke instantie gemaakte proceskosten.
3. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, alsmede de uitspraak van de Inspecteur en, voor zoveel nog nodig, de uitnodiging tot betaling,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de indiening van het beroepschrift in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 348, alsmede het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van fl. 450 (€ 204,20), derhalve in totaal € 552,20, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, P.J. van Amersfoort, P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2008.