ECLI:NL:HR:2008:BC4284
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het radardetectieverbod in relatie tot artikel 10 EVRM
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor het overtreden van het radardetectieverbod zoals vastgelegd in artikel 5.1.6 van het Voertuigreglement. De verdachte voerde aan dat dit verbod in strijd was met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op vrijheid van meningsuiting en informatiebescherming waarborgt. De Hoge Raad oordeelde dat het ontvangen van elektromagnetische golven, die uitsluitend dienen voor de registratie van te snel rijdende voertuigen, niet valt onder de bescherming van artikel 10 EVRM. De Hoge Raad bevestigde dat deze golven geen inlichtingen of denkbeelden bevatten zoals bedoeld in het verdrag. Het Hof had het verweer van de verdachte terecht verworpen, omdat het radardetectieverbod was voorzien bij wet en noodzakelijk was voor de openbare veiligheid, in het bijzonder de verkeersveiligheid. De Hoge Raad concludeerde dat het beroep van de verdachte niet tot cassatie kon leiden en verwierp het beroep.