ECLI:NL:HR:2008:BC2249
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Exequaturprocedure voor de tenuitvoerlegging van een Pools verstekvonnis
In deze zaak gaat het om een exequaturprocedure waarbij de eiser, wonende te [woonplaats], in cassatie is gegaan tegen een beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage. De zaak betreft een verzoek tot tenuitvoerlegging van een verstekvonnis dat op 25 september 2002 door de rechtbank van Tweede Aanleg te Szczecin, Polen, is uitgesproken. De eiser was in deze procedure de gedaagde, terwijl de verwerende partij, Fundusz Gwarantowanych Świadczeń Pracowniczych, gevestigd te Szczecin, Polen, niet is verschenen. De eiser had op 14 december 2001 een dagvaarding ontvangen waarin een bedrag van 612.748 zloty en 42 groszy werd gevorderd, vermeerderd met rente en kosten.
Na de toewijzing van de vordering door de Poolse rechtbank, heeft Fundusz op 21 december 2004 de voorzieningenrechter verzocht om erkenning van het Poolse vonnis en verlof tot tenuitvoerlegging. Dit verzoek werd op 11 juli 2005 toegewezen. De eiser heeft hiertegen verzet aangetekend, maar de rechtbank te 's-Gravenhage heeft bij eindvonnis van 28 juni 2006 de beschikking van de voorzieningenrechter bekrachtigd. De eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft op 21 maart 2008 het beroep verworpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Fundusz op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.