ECLI:NL:HR:2008:BC2249

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/296HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Exequaturprocedure voor de tenuitvoerlegging van een Pools verstekvonnis

In deze zaak gaat het om een exequaturprocedure waarbij de eiser, wonende te [woonplaats], in cassatie is gegaan tegen een beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage. De zaak betreft een verzoek tot tenuitvoerlegging van een verstekvonnis dat op 25 september 2002 door de rechtbank van Tweede Aanleg te Szczecin, Polen, is uitgesproken. De eiser was in deze procedure de gedaagde, terwijl de verwerende partij, Fundusz Gwarantowanych Świadczeń Pracowniczych, gevestigd te Szczecin, Polen, niet is verschenen. De eiser had op 14 december 2001 een dagvaarding ontvangen waarin een bedrag van 612.748 zloty en 42 groszy werd gevorderd, vermeerderd met rente en kosten.

Na de toewijzing van de vordering door de Poolse rechtbank, heeft Fundusz op 21 december 2004 de voorzieningenrechter verzocht om erkenning van het Poolse vonnis en verlof tot tenuitvoerlegging. Dit verzoek werd op 11 juli 2005 toegewezen. De eiser heeft hiertegen verzet aangetekend, maar de rechtbank te 's-Gravenhage heeft bij eindvonnis van 28 juni 2006 de beschikking van de voorzieningenrechter bekrachtigd. De eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft op 21 maart 2008 het beroep verworpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Fundusz op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

21 maart 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/296HR
IV/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
FUNDUSZ GWARANTAOWANYCH SWLADCZEN PRACOWNICZYCH,
gevestigd te Szczecin, Polen,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Fundusz.
1. Het geding in feitelijke instanties
Op 14 december 2001 zijn aan [eiser] gerechtelijke stukken, waaronder een dagvaarding afkomstig van de rechtbank van Tweede Aanleg te Szczecin te Polen (hierna de Poolse rechtbank), betekend. Bij die dagvaarding heeft Fundusz een bedrag gevorderd van 612.748 zloty en 42 groszy in hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.
Bij - uitvoerbaar bij voorraadverklaard - verstekvonnis van 25 september 2002 heeft de Poolse rechtbank de vordering van Fundusz toegewezen.
Fundusz heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage bij verzoekschrift van 21 december 2004 verzocht het Poolse vonnis te erkennen en haar verlof tot tenuitvoerlegging van voornoemde beslissing te verlenen. Bij beschikking van 11 juli 2005 heeft de voorzieningenrechter dit verlof verleend. Deze beschikking is op 2 augustus 2005 bij exploot aan [eiser] betekend.
[Eiser] heeft bij exploot van 18 augustus 2005 bij de rechtbank 's-Gravenhage verzet ingesteld tegen de beschikking van de voorzieningenrechter.
Nadat de rechtbank bij tussenvonnis van 11 januari 2006 een comparitie van partijen had gelast, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 28 juni 2006 de beschikking van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindvonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld.
Tegen Fundusz is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Fundusz begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 maart 2008.