ECLI:NL:HR:2007:BB7191

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/186HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid inleners bij arbeidsongeval tijdens transport van boortoren

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een inlener in het kader van een arbeidsongeval dat plaatsvond tijdens het transport van een boortoren. De Hoge Raad behandelt de vraag of de inlener als materiële werkgever kan worden aangesproken voor fouten van derden waarbij de werknemer was tewerkgesteld. Dit arrest is een vervolg op een eerder arrest van de Hoge Raad van 12 november 2004, waarin het vonnis van de rechtbank te Assen werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het gerechtshof te Leeuwarden. De eiser, die in cassatie ging, had eerder Deutag opgeroepen om te verschijnen voor het gerechtshof, waar het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigde. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop, A. Hammerstein, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 november 2007.

Uitspraak

23 november 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/186HR
MK/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
KCA DEUTAG NEDERLAND B.V., voorheen genaamd DEUTAG NEDERLAND B.V., daarvoor genaamd DEUTAG FRIESLAND DRILLING B.V.,
gevestigd te Assen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Deutag.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in voorgaande instanties tussen [eiser] en Deutag verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 12 november 2004, nr. C03/149, NJ 2005, 552. In dat arrest heeft de Hoge Raad het vonnis van de rechtbank te Assen van 22 januari 2003 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof te Leeuwarden verwezen.
Bij exploot van 1 februari 2005 heeft [eiser] Deutag opgeroepen te verschijnen voor het gerechtshof te Leeuwarden teneinde het geding na verwijzing te hervatten.
Bij arrest van 22 maart 2006 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter van 8 oktober 2001 bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Deutag heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Deutag begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren P.C. Kop, A. Hammerstein, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 november 2007.