ECLI:NL:HR:2007:BB7117

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00091/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van poging tot zware mishandeling en voorwaardelijk opzet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, waarbij hij op 24 juli 2005 in Alphen een schop in het middel van het slachtoffer heeft gegeven terwijl deze op de grond lag. Het Hof oordeelde dat de verdachte zich willens en wetens had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft de bewezenverklaring van het Hof beoordeeld en vastgesteld dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring steunde op voldoende bewijs, waaronder verklaringen van de verdachte, het slachtoffer en getuigen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat er geen gronden aanwezig waren voor cassatie.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde de eerdere veroordeling van de verdachte door het Hof, waarbij hij was opgelegd een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De zaak benadrukt de juridische beoordeling van opzet en de risico's van geweld in strafzaken.

Uitspraak

4 december 2007
Strafkamer
nr. 00091/07
LBS/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 28 november 2006, nummer 20/002662-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Breda van 23 juni 2006 - de verdachte ter zake van primair "poging tot zware mishandeling" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis alsmede een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans op ontoereikende gronden tot een bewezenverklaring is gekomen.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 24 juli 2005 in Alphen ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (op het moment dat die [slachtoffer] op de grond lag) met kracht met geschoeide voet tegen het middel van die [slachtoffer] heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
3.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als de verklaring van [slachtoffer]:
"Op 24 juli 2005 werd in Alphen tegen mij geweld gepleegd."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als de verklaring van de verdachte:
"Op 24 juli 2005 was ik op een tentfeest in Alphen. Mijn broer [betrokkene 1] zei dat hij klappen had gehad van een jongen gekleed in een effen wit T-shirt. Mij werd verteld dat de jongen die [betrokkene 1] had geslagen buiten stond. Ik ben direct naar buiten gelopen. Ik zag dat die jongen op mij af kwam lopen. Op een gegeven moment heb ik mezelf beschermd door mijn rechterbeen naar voor te brengen. Ik zag dat die jongen hierdoor viel. Toen hij op de grond lag heb ik hem een schop in zijn middel gegeven."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als de verklaring van [getuige 1]:
"Op 24 juli 2005 zag ik dat [verdachte] de jongen gekleed in het witte T-shirt schopte met zijn geschoeide voet en met kracht tegen zijn middel."
d. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik heb op 24 juli 2005 in Alphen [slachtoffer] een schop in zijn middel gegeven toen hij op de grond lag. [Slachtoffer] droeg die avond een wit T-shirt."
3.4. Het Hof heeft kennelijk geoordeeld dat de verdachte door het slachtoffer met kracht met geschoeide voet een schop in het middel - en daarmee in de nabijheid van vitale organen - te geven, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk is.
3.5. Het middel faalt.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 4 december 2007.
Mr. Corstens is buiten staat dit arrest te ondertekenen.