ECLI:NL:HR:2007:BB6202
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Faillissementsrecht en ontvankelijkheid van beroepschrift na sluiting verificatievergadering
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure in het faillissementsrecht. De rechter-commissaris heeft op 15 februari 2007 in het faillissement van [betrokkene 1] vastgesteld dat er geen geschikte kandidaten voor de commissie van schuldeisers zijn aangedragen, waarna de verificatievergadering is gesloten. Hierop hebben de verzoekers, bestaande uit [verzoekster 1], [verzoekster 2], [verzoeker 3] en SUNRAY (AMSTELVEEN) BELEGGINGEN B.V., op 21 februari 2007 een beroepschrift ingediend tegen deze beslissing. De rechtbank Amsterdam heeft hen echter bij beschikking van 14 maart 2007 niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep, wat hen ertoe heeft aangezet om cassatie in te stellen.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep op 7 december 2007 verworpen, waarbij de beschikking openbaar is uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.
Deze uitspraak benadrukt de strikte ontvankelijkheidseisen in het faillissementsrecht en de rol van de rechter-commissaris in het proces. De beslissing van de Hoge Raad bevestigt dat de rechter-commissaris de bevoegdheid heeft om de verificatievergadering te sluiten wanneer er geen geschikte kandidaten zijn, en dat beroepschriften die na de verstrijking van de termijn worden ingediend, niet ontvankelijk zijn.