ECLI:NL:HR:2007:BB6202

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/063HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsrecht en ontvankelijkheid van beroepschrift na sluiting verificatievergadering

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure in het faillissementsrecht. De rechter-commissaris heeft op 15 februari 2007 in het faillissement van [betrokkene 1] vastgesteld dat er geen geschikte kandidaten voor de commissie van schuldeisers zijn aangedragen, waarna de verificatievergadering is gesloten. Hierop hebben de verzoekers, bestaande uit [verzoekster 1], [verzoekster 2], [verzoeker 3] en SUNRAY (AMSTELVEEN) BELEGGINGEN B.V., op 21 februari 2007 een beroepschrift ingediend tegen deze beslissing. De rechtbank Amsterdam heeft hen echter bij beschikking van 14 maart 2007 niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep, wat hen ertoe heeft aangezet om cassatie in te stellen.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep op 7 december 2007 verworpen, waarbij de beschikking openbaar is uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Deze uitspraak benadrukt de strikte ontvankelijkheidseisen in het faillissementsrecht en de rol van de rechter-commissaris in het proces. De beslissing van de Hoge Raad bevestigt dat de rechter-commissaris de bevoegdheid heeft om de verificatievergadering te sluiten wanneer er geen geschikte kandidaten zijn, en dat beroepschriften die na de verstrijking van de termijn worden ingediend, niet ontvankelijk zijn.

Uitspraak

7 december 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/063HR
MK/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoekster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Verzoekster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [Verzoeker 3],
wonende te [woonplaats],
4. SUNRAY (AMSTELVEEN) BELEGGINGEN B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. M. Bouman.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij beschikking van 15 februari 2007 heeft de rechter-commissaris in het bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 september 1995 uitgesproken faillissement van [betrokkene 1] geconstateerd dat geen geschikte kandidaten voor de commissie van schuldeisers zijn aangedragen en heeft, gelet daarop, de verificatievergadering gesloten.
Met een op 21 februari 2007 per fax, en op 22 februari 2007 per post, ter griffie van de rechtbank Amsterdam ingediend beroepschrift hebben [verzoeker] c.s. beroep aangetekend tegen de door de rechter-commissaris genomen beslissing.
De rechtbank heeft bij beschikking van 14 maart 2007 [verzoeker] c.s. niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [verzoeker] c.s. heeft bij brief van 5 november 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 7 december 2007.