ECLI:NL:HR:2007:BB5550
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in faillissementszaak
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van GIN c.s. in hun cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak begon met een verzoek van [betrokkene 1] aan de rechtbank Maastricht om Qnow in staat van faillissement te verklaren. De rechtbank heeft dit verzoek op 10 mei 2007 toegewezen. Qnow heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij het hof op 11 juli 2007 het vonnis van de rechtbank heeft vernietigd en het verzoek tot faillietverklaring heeft afgewezen. GIN c.s., die zich als schuldeisers van Qnow beschouwden, hebben cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat GIN c.s. niet ontvankelijk zijn in hun cassatieberoep, omdat zij niet de faillietverklaring van Qnow hebben verzocht en ook geen rechtsmiddel van verzet hebben aangewend tegen de faillietverklaring. Dit betekent dat zij niet tot de in de Faillissementswet genoemde schuldeisers of belanghebbenden behoren die in cassatie konden komen. De Hoge Raad heeft GIN c.s. daarom niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep en hen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.