ECLI:NL:HR:2007:BB5547
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- O. de Savornin Lohman
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid cassatieberoep in familierechtelijke ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming op 31 januari 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam om de minderjarige [het kind], geboren op [geboortedatum] 1996, onder toezicht te stellen. De moeder heeft het verzoek bestreden, maar de rechtbank heeft bij beschikking van 21 maart 2005 [het kind] voor zes maanden onder toezicht gesteld, met uitvoering door het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA). De ondertoezichtstelling is later verlengd, maar de moeder heeft op 16 oktober 2006 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. Het gerechtshof te Amsterdam heeft de moeder op 4 december 2006 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. Hierop heeft de moeder cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft op 30 november 2007 geoordeeld dat de geldigheidsduur van de ondertoezichtstelling op 21 maart 2007 is verstreken, waardoor de moeder geen belang meer heeft bij haar cassatieberoep. De Hoge Raad verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar beroep. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt ook tot niet-ontvankelijkheid van de moeder in haar cassatieberoep. De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de klachten van de moeder niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. De beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.