ECLI:NL:HR:2007:BB4943
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aantekening van het mondeling vonnis in hoger beroep met betrekking tot de tenlastelegging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld door de Kantonrechter voor een overtreding van artikel 21 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990. Het Hof had het vonnis van de Kantonrechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van driehonderd euro, subsidiair zes dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt, een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De kern van het geschil betreft de aantekening van het mondeling vonnis in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep. De verdachte stelde dat de aantekening ten onrechte niet de inhoud van de tenlastelegging vermeldde. De Hoge Raad oordeelde dat de wet niet vereist dat de tenlastelegging volledig in het vonnis van de eerste aanleg moet zijn opgenomen om naar de dagvaarding te kunnen verwijzen. De verwijzing naar de dagvaarding in eerste aanleg was voldoende om duidelijk te maken wat de verdachte verweten werd. De Hoge Raad concludeerde dat het middel faalde en dat er geen grond was voor cassatie.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt dat de aantekening van het mondeling vonnis in hoger beroep aan de wettelijke eisen voldoet, ook al is de tenlastelegging niet volledig opgenomen in het vonnis van de eerste aanleg. Dit arrest biedt duidelijkheid over de interpretatie van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering en de Regeling aantekening mondeling vonnis.