ECLI:NL:HR:2007:BB4753
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag in premieheffing volksverzekeringen en redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de premieheffing volksverzekeringen voor het jaar 1989, opgelegd aan belanghebbende. De Inspecteur heeft een verhoging van 100 procent van de nagevorderde premies opgelegd, waartegen belanghebbende bezwaar heeft gemaakt. De Inspecteur handhaafde de navorderingsaanslag en het kwijtscheldingsbesluit, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, maar schold de verhoging slechts tot 90 procent kwijt. Belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof bij zijn beoordeling van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM, is uitgegaan van een onjuist aanvangstijdstip. De Hoge Raad stelt vast dat de aanvangsdatum voor de redelijke termijn niet de datum van de laatste mondelinge behandeling is, maar de datum waarop belanghebbende op de hoogte werd gesteld van de navorderingsaanslag, namelijk 23 december 1994. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van een niet-verschoonbare overschrijding van de redelijke termijn.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft geoordeeld over de verhoging van de nagevorderde premies en dat dit onderdeel van de zaak opnieuw beoordeeld moet worden.