ECLI:NL:HR:2007:BB3448

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43174
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P.J. van Amersfoort
  • C.B. Bavinck
  • A.R. Leemreis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing nultarief intracommunautaire leveringen en weigering heropening onderzoek

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd voor het tijdvak van 1 augustus 1999 tot en met 8 december 1999, ter hoogte van ƒ 222.478. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat het beroep gegrond verklaarde, de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de naheffingsaanslag verlaagde tot ƒ 27.847 (€ 12.636). De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij het beroepschrift eveneens aan het arrest is gehecht.

De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de naheffingsaanslag onjuist was, met betrekking tot de correctie inzake het nultarief voor intracommunautaire leveringen. Het Hof stelde dat het nultarief alleen van toepassing is als er bewijs is van het vervoer van goederen naar een andere lidstaat en de belastingheffing daar. Belanghebbende heeft geen relevante boeken of bescheiden overgelegd, behalve een kopie van boekingen in het grootboek. Ook heeft belanghebbende geen facturen van L B.V. overgelegd, wat volgens het Hof essentieel was voor de beoordeling van het nultarief.

In cassatie is het middel dat zich richt tegen het oordeel van het Hof over de ontbrekende facturen verworpen, omdat het Hof terecht oordeelde dat deze facturen geen betekenis hebben voor de toepassing van het nultarief. De overige middelen in cassatie konden evenmin leiden tot cassatie, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Nr. 43.174
14 september 2007
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 maart 2006, nr. 02/02527, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 augustus 1999 tot en met 8 december 1999 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van ƒ 222.478, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd tot ƒ 27.847 (€ 12.636). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Minister van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de naheffingsaanslag onjuist is voor zover deze betrekking heeft op de correctie inzake het in artikel 9 van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verbinding met post a6 van Tabel II behorende bij die wet bedoelde tarief van nihil. Het heeft daartoe overwogen dat op intracommunautaire leveringen het nultarief slechts van toepassing is indien aan de hand van boeken en bescheiden het vervoer van de goederen naar een andere lidstaat en de onderworpenheid aan de heffing van belasting aldaar van die goederen blijken, en dat belanghebbende, anders dan een kopie van boekingen in het grootboek, ter zake geen boeken en bescheiden heeft overgelegd.
In dit verband heeft het Hof voorts overwogen dat belanghebbende geen facturen van L B.V. (hierna: L) heeft overgelegd. Tegen dit onderdeel van 's Hofs redengeving keert zich middel VIII met het betoog dat dit onderdeel onbegrijpelijk is, nu tussen partijen niet in geschil is dat die facturen er zijn.
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Aan facturen van L - die, naar de stukken van het geding uitwijzen, volgens belanghebbende computers en/of onderdelen zou hebben geleverd aan hem - komt geen betekenis toe voor de vraag of het nultarief van toepassing is. Hetgeen het Hof overigens in dit verband - in cassatie onbestreden - heeft overwogen, kan zijn oordeel dragen.
3.2. De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2007.