ECLI:NL:HR:2007:BB3445
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslagen en boetes in belastingzaken met betrekking tot redelijke schatting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende naheffingsaanslagen in de loonbelasting en omzetbelasting, opgelegd aan belanghebbende over de jaren 1997 tot en met 2001. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslagen en boetes, waarop de Inspecteur had beslist. Het Gerechtshof te Amsterdam verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, maar vernietigde ambtshalve de uitspraken van de Inspecteur voor wat betreft de boetes, die werden verminderd. Belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat de redenering van het Hof onbegrijpelijk was, omdat het Hof niet had beantwoord of bij de berekening van de correctie een winstopslag diende te worden gehanteerd. Dit leidde tot de conclusie dat de correctie niet op een redelijke schatting berustte. Bovendien werd vastgesteld dat er een overschrijding van de redelijke termijn was in de cassatieprocedure, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof voor zover het de naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de boetes betreft, en verminderde de boetes met betrekking tot de loonbelasting tot € 55.225. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende in de cassatieprocedure.