ECLI:NL:HR:2007:BB1363

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42287
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting en proceskosten

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting van € 221.202 aan belanghebbende, J B.V., werd vernietigd. De naheffingsaanslag was opgelegd tot behoud van rechten, voor het geval een andere naheffingsaanslag niet in stand zou blijven. Het Hof had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar de Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de Staatssecretaris gegrond verklaard, maar heeft de beslissing omtrent de proceskosten gereserveerd tot de einduitspraak. Dit is gedaan omdat het nog niet uitgesloten is dat het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag uiteindelijk gegrond zal worden bevonden. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de samenhang tussen deze zaak en andere zaken met nummers 42485 en 42486, die betrekking hebben op andere belanghebbenden. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie voorlopig vastgesteld op een derde van € 644, afgerond € 215, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 augustus 2007.

Uitspraak

Nr. 42.287
10 augustus 2007
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 mei 2005, nr. 03/01070, betreffende na te melden aan J B.V. te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd ten bedrage van € 221.202, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur en de aanslag vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
3.1. De onderhavige naheffingsaanslag is opgelegd tot behoud van rechten, voor het geval de rechter de aan X opgelegde naheffingsaanslag (aanslagnummer 001) niet in stand mocht laten.
3.2. Het Hof heeft de onderhavige naheffingsaanslag vernietigd, op de overweging - kort samengevat - dat het in 3.1 omschreven geval zich niet voordoet.
3.3. De uitspraak waarbij het Hof de aan X opgelegde naheffingsaanslag in stand liet, is evenwel bij arrest van heden in de zaak met nummer 42315 vernietigd. Daardoor ontvalt de grondslag aan 's Hofs beslissing in de onderhavige zaak.
3.4. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
Weliswaar zal het beroep in cassatie van de Staatssecretaris gegrond worden verklaard, maar nu het gaat om een naheffingsaanslag welke is opgelegd tot behoud van rechten en thans nog niet valt uit te sluiten dat het beroep van belanghebbende tegen die naheffingsaanslag uiteindelijk gegrond zal worden bevonden, stelt de Hoge Raad een eventuele veroordeling van de Staatssecretaris in de kosten van het geding in cassatie afhankelijk van de beslissing in de einduitspraak.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met nummer 42485 en 42486, die betrekking hebben op andere belanghebbenden, met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak, en stelt deze kosten aan de zijde van belanghebbende vast op een derde van € 644, is afgerond € 215, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, C.J.J. van Maanen, J.W.M. Tijnagel en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2007.