ECLI:NL:HR:2007:BA7189

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
37646
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Levering van ziekenhuisapparatuur: afnemerschap en teruggaaf van omzetbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X5 B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 juli 2001, betreffende de afwijzing van verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting over verschillende tijdvakken in 1998. De belanghebbende, X5 B.V., had verzoeken ingediend voor teruggaaf van omzetbelasting voor de tijdvakken januari tot en met maart 1998, april tot en met juni 1998, en enkele maanden later in 1998. Deze verzoeken werden door de Inspecteur afgewezen bij beschikkingen van 18 december 1998 en 26 februari 1999. Na bezwaar tegen deze beschikkingen, handhaafde de Inspecteur zijn besluiten, waarop belanghebbende beroep instelde bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, en deze uitspraak is aan het arrest van de Hoge Raad gehecht.

De Hoge Raad behandelt de vraag of belanghebbende als afnemer kan worden aangemerkt van de geleverde ziekenhuisapparatuur. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op deze conclusie en ook op arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof, dat belanghebbende geen afnemer is van de geleverde zaken, niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. De middelen van belanghebbende kunnen om deze reden niet tot cassatie leiden, aangezien het oordeel van het Hof zelfstandig draagt.

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, en is openbaar uitgesproken op 15 juni 2007.

Uitspraak

Nr. 37.646
15 juni 2007
whk
gewezen op het beroep in cassatie van X5 B.V. te Z (hierna: belanghebbende)tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 juli 2001, nr. P00/00213, betreffende na te melden beschikkingen inzake omzetbelasting.
1. Beschikkingen, bezwaar en geding voor het Hof
Belanghebbendes verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting over de tijdvakken januari 1998 tot en met maart 1998, april 1998 tot en met juni 1998, augustus 1998, september 1998, oktober 1998 en november 1998 tot bedragen van onderscheidenlijk ƒ 238.540, ƒ 202.800, ƒ 9457, ƒ 9800, ƒ 9319 en ƒ 3491 zijn door de Inspecteur bij beschikkingen van 18 december 1998 en 26 februari 1999 afgewezen, welke beschikkingen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
Belanghebbende heeft bij één beroepschrift tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. M. Mees, advocaat te Amsterdam.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 11 december 2002 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 21 februari 2006, BUPA Hospitals Ltd, C-419/02, BNB 2006/172, en Halifax plc, C-255/02, BNB 2006/170.
3. Beoordeling van de middelen
Voor zover middel 1 zich richt tegen 's Hofs oordeel dat belanghebbende geen afnemer is van de bij het ziekenhuis afgeleverde zaken, kan het niet tot cassatie leiden, aangezien dit oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid kan worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk.
De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden, aangezien het oordeel van het Hof dat belanghebbende geen afnemer is van de geleverde zaken 's Hofs beslissing reeds zelfstandig draagt.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2007.