ECLI:NL:HR:2007:BA6569
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor moord met bijzondere omstandigheden en strafvermindering na overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was veroordeeld voor de moord op zijn echtgenoot, een sciencefictionschrijver met het pseudoniem Paul Harland. Het slachtoffer werd onder verdachte omstandigheden aangetroffen, met een plastic zak om zijn hoofd en een aanzienlijke concentratie van een slaapmiddel in zijn bloed. Het Hof oordeelde dat de verdachte het slachtoffer van het leven had beroofd en had geprobeerd het te laten lijken op zelfmoord. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde dat alle middelen van de verdachte, waaronder bewijsklachten en klachten over de verwerping van verweren, niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze tot elf jaren en acht maanden. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot strafvermindering. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling, vooral met betrekking tot de beoordeling van de redelijke termijn in strafzaken.