ECLI:NL:HR:2007:BA6415
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Beperking verrekening dividendbelasting voor buitenlandse belastingplichtigen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 februari 2006, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. De Inspecteur had een aanslag opgelegd die na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, en de Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen concludeerde tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep op 15 mei 2007.
De Hoge Raad oordeelt dat de beperking van de verrekening van dividendbelasting ook geldt voor partieel buitenlandse belastingplichtigen, zoals vastgelegd in artikel 9.2, lid 7, van de Wet IB 2001. Belanghebbende had gekozen voor toepassing van de wettelijke regels voor buitenlandse belastingplichtigen en verzocht om verrekening van een bedrag aan dividendbelasting. De Inspecteur had echter slechts een deel van de ingehouden dividendbelasting verrekend, wat door het Hof werd bevestigd. De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof juist is, aangezien de geheven dividendbelasting geen betrekking had op bestanddelen van het verzamelinkomen van belanghebbende.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond, en er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2007.