ECLI:NL:HR:2007:BA6243

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/141HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van facultatieve weigeringsgronden

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], beiden wonende te [woonplaats], een verzoek tot cassatie ingediend tegen de afwijzing van hun verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank Almelo had op 11 mei 2005 hun verzoek tot schuldsanering afgewezen, waarna de rechtbank hen op 15 juni 2005 op eigen verzoek in staat van faillissement verklaarde. Op 4 juli 2006 dienden verzoekers een nieuw verzoek in bij de rechtbank Almelo om het faillissement op te heffen en tegelijkertijd de schuldsaneringsregeling toe te passen. Dit verzoek werd op 14 september 2006 door de rechtbank afgewezen. Verzoekers gingen in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 12 oktober 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Hierop hebben verzoekers cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 juli 2007 geoordeeld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand blijven.

Uitspraak

13 juli 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/141HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1], en
2. [Verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: P. Garretsen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [verzoekers].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 11 mei 2005 is het verzoek van [verzoekers] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. Hierna heeft de rechtbank bij vonnis van 15 juni 2005 [verzoekers] op eigen verzoek in staat van faillissement verklaard, met benoeming van een rechter-commissaris en een curator.
Met een op 4 juli 2006 ter griffie van de rechtbank Almelo ingekomen verzoekschrift hebben [verzoekers] zich gewend tot die rechtbank en verzocht de opheffing van het faillissement uit te spreken, onder gelijktijdige toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Na mondelinge behandeling op 5 september 2006, heeft de rechtbank bij vonnis van 14 september 2006 het verzoek afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [verzoekers] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. [Verzoekers] hebben het hof verzocht het bestreden vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat zij alsnog tot de schuldsaneringsregeling worden toegelaten.
Na mondelinge behandeling heeft het hof bij arrest van 12 oktober 2006 het vonnis van de rechtbank van 14 september 2006 bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [verzoekers] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 13 juli 2007.