ECLI:NL:HR:2007:BA5856
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek tot deskundigenonderzoek in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1972 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Noordsingel' te Rotterdam, had verzocht om een psychologisch rapport over zijn persoon, met het oog op zijn toerekeningsvatbaarheid. Dit verzoek was gedaan in het kader van de beoordeling van de strafzaak waarin hij was veroordeeld voor opzettelijk brand stichten, met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen. Het Hof had het verzoek afgewezen, omdat het de noodzaak voor deskundigenonderzoek niet aanwezig achtte, gezien de bewijsmiddelen die aantoonden dat de verdachte welbewust en planmatig had gehandeld.
De Hoge Raad oordeelde dat het verzoek van de raadsman van de verdachte niet gelijkgesteld kon worden aan een opgave van een getuige of deskundige, zoals bedoeld in artikel 410, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad bevestigde dat de maatstaf voor de beoordeling van het verzoek is of de noodzaak van hetgeen wordt verzocht is gebleken. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof de afwijzing van het verzoek toereikend had gemotiveerd en dat de middelen van de verdachte en de benadeelde partij niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof.