ECLI:NL:HR:2007:BA3634
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en de positie van de Advocaat-Generaal in de zittingszaal
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en de positie van de Advocaat-Generaal in de zittingszaal, met specifieke verwijzingen naar artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 268, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad oordeelt dat de positie van de Advocaat-Generaal, die zich op het podium bevindt samen met de leden van het Hof en de griffier, niet in strijd is met de wet of de ratio van artikel 268, lid 3 Sv, en vormt geen schending van artikel 6 EVRM.
De zaak betreft een beroep in cassatie ingesteld door de betrokkene, die in eerste instantie door de Rechtbank te Leeuwarden was veroordeeld voor oplichting en valsheid in geschrift. Het Gerechtshof had de verdachte vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar had hem wel veroordeeld tot een taakstraf van honderd uren, met een subsidiaire hechtenis van vijftig dagen. De benadeelde partij had een vordering ingediend ter hoogte van € 139.990,72, die door het Hof was toegewezen.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren werkstraf en de duur van de vervangende hechtenis. Het aantal uren werkstraf wordt verminderd tot 90 uren en de duur van de vervangende hechtenis tot 45 dagen. Voor het overige wordt het beroep verworpen. De Hoge Raad concludeert dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, is overschreden, wat leidt tot strafvermindering. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.