ECLI:NL:HR:2007:BA3634

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03415/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en de positie van de Advocaat-Generaal in de zittingszaal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en de positie van de Advocaat-Generaal in de zittingszaal, met specifieke verwijzingen naar artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 268, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad oordeelt dat de positie van de Advocaat-Generaal, die zich op het podium bevindt samen met de leden van het Hof en de griffier, niet in strijd is met de wet of de ratio van artikel 268, lid 3 Sv, en vormt geen schending van artikel 6 EVRM.

De zaak betreft een beroep in cassatie ingesteld door de betrokkene, die in eerste instantie door de Rechtbank te Leeuwarden was veroordeeld voor oplichting en valsheid in geschrift. Het Gerechtshof had de verdachte vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar had hem wel veroordeeld tot een taakstraf van honderd uren, met een subsidiaire hechtenis van vijftig dagen. De benadeelde partij had een vordering ingediend ter hoogte van € 139.990,72, die door het Hof was toegewezen.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren werkstraf en de duur van de vervangende hechtenis. Het aantal uren werkstraf wordt verminderd tot 90 uren en de duur van de vervangende hechtenis tot 45 dagen. Voor het overige wordt het beroep verworpen. De Hoge Raad concludeert dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, is overschreden, wat leidt tot strafvermindering. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

26 juni 2007
Strafkamer
nr. 03415/05
KM/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 5 april 2005, nummer 24/000009-04, in de strafzaak tegen:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Leeuwarden van 23 december 2003 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 2 primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1. "oplichting" 2 subsidiair "door listige kunstgrepen de verzekeraar in dwaling brengen ten opzichte van omstandigheden tot de verzekering betrekking hebbende, zodat deze een overeenkomst sluit die hij niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten indien hij de ware staat van zaken gekend had" 3. "valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" 4. en 5. telkens opleverende "opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst" veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van éénhonderd uren, subisdiair vijftig dagen hechtenis. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 139.990,72.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte heeft op 6 april 2005 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dat moet leiden tot strafvermindering.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren werkstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
vermindert het aantal uren werkstraf in die zin dat deze 90 uren bedraagt;
vermindert de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 45 dagen beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 26 juni 2007.