ECLI:NL:HR:2007:BA2267
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een uitspraak van het Gerechtshof inzake navorderingsaanslag vermogensbelasting en de rechtsgeldigheid van een vaststellingsovereenkomst
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1998. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en was in beroep gegaan bij het Gerechtshof te Amsterdam, omdat er niet tijdig uitspraak was gedaan op zijn bezwaar. Het Hof had het beroep ongegrond verklaard, waarbij het ook de juistheid van de navorderingsaanslag had beoordeeld. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Hof niet voldeed aan de eisen van de wet, omdat het Hof had verzuimd te oordelen over een essentiële stelling van de belanghebbende. Deze stelling betrof de vraag of de Inspecteur had gehandeld in strijd met het besluit van de Staatssecretaris van Financiën, dat een bedenktermijn voorschrijft bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. De belanghebbende stelde dat hij geen bedenktijd had gekregen voordat hij de overeenkomst tekende, wat volgens hem de rechtsgeldigheid van de vaststellingsovereenkomst in twijfel trok.
De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet had aangetoond dat de Inspecteur aan zijn verplichtingen had voldaan met betrekking tot de bedenktermijn. Dit leidde tot de vernietiging van de uitspraak van het Hof en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad gelastte ook dat de Staat de kosten van het geding in cassatie aan de belanghebbende vergoedt, inclusief het griffierecht en de kosten voor rechtsbijstand.