ECLI:NL:HR:2007:BA1824
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens termijnoverschrijding en detentie
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 november 2004. De uitspraak betreft een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Hof van 14 mei 2004, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000 werd opgelegd. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat een afschrift van de uitspraak van het Hof op 17 november 2004 op de wettelijk voorgeschreven wijze naar belanghebbende is verzonden. Dit betekent dat de termijn voor het instellen van beroep in cassatie is aangevangen op 18 november 2004 en geëindigd op 29 december 2004. Het beroepschrift in cassatie is echter pas op 9 mei 2005 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen, wat betekent dat het te laat is ingediend.
Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift en in zijn conclusie van repliek van 4 september 2006 aangevoerd dat hij niet in verzuim is geweest, onder andere omdat hij gedurende de beroepstermijn gedetineerd was. De Hoge Raad oordeelt echter dat zonder nadere toelichting van belanghebbende niet kan worden aangenomen dat zijn detentie hem heeft belet om tijdig voorzieningen te treffen om het verstrijken van de termijn voor het instellen van beroep in cassatie te voorkomen. De Hoge Raad concludeert dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het niet binnen de gestelde termijn is ingediend.
De Hoge Raad heeft in deze uitspraak ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2007 door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.