ECLI:NL:HR:2007:BA1094

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/027HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij onkundig afhandelen van schenking door bank

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een particulier en Fortis Bank over de onkundige afhandeling van een schenking van tegoeden door een derde, zowel bij leven als na overlijden. De eiseres, wonende te [woonplaats], heeft Fortis Bank gedagvaard voor de rechtbank te Breda, waarbij zij vorderde dat Fortis haar zou veroordelen tot betaling van de schade die zij heeft geleden door het onkundig handelen van Fortis jegens wijlen [betrokkene 1]. De schade bedraagt € 201.247, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De rechtbank heeft de vordering op 26 november 2003 afgewezen, waarna eiseres hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft op 9 augustus 2005 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest.

In de cassatieprocedure heeft Fortis geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen. De Advocaat-Generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De advocaten van beide partijen hebben op deze conclusie gereageerd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 5.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

6 april 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/027HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
FORTIS BANK,
gevestigd te Brussel, België,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 19 november 2002 verweerster in cassatie - verder te noemen: Fortis - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd Fortis te veroordelen aan haar te betalen de schade die zij door onkundig handelen van Fortis jegens wijlen [betrokkene 1] heeft geleden en welke schade schade € 201.247,-- bedraagt, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten.
Fortis heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 26 november 2003 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 9 augustus 2005 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Fortis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 16 februari 2007 op die conclusie gereageeerd. De advocaat van Fortis heeft eveneens bij brief van 16 februari 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Fortis begroot op € 5.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 6 april 2007.