ECLI:NL:HR:2007:AZ9323

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/299HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over erfpacht en jaarlijkse canon

In deze zaak hebben eisers tot cassatie, bestaande uit meerdere personen, verweersters in cassatie gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam. De eisers vorderden primair een wijziging van de erfpacht door de jaarlijkse canon te verhogen tot een marktconform bedrag, en subsidiair dat de erfpacht zou eindigen. De rechtbank heeft op 3 oktober 2002 de vordering afgewezen. Hierop hebben de eisers hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 30 juni 2005 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest hebben de eisers cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de vordering van de eisers tot cassatie verworpen. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was dat het beroep verworpen moest worden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. Dit was volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) niet verder te motiveren, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweersters zijn begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Het arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en is op 27 april 2007 in het openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

27 april 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/299HR
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Eiseres 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Eiser 4],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.A. Stevens,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. [Verweerster 2],
3. [Verweerster 3],
alle gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. M. Ynzonides.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser c.s.] - hebben bij exploot van 12 maart 2001 verweersters in cassatie - verder te noemen: [verweerster c.s.] - gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam en gevorderd primair de erfpacht betreffende de in de dagvaarding nader omschreven grond te wijzigen door de jaarlijkse canon te verhogen tot een marktconform, althans redelijk, bedrag en subsidiair te verklaren voor recht dat de erfpacht eindigt, althans door opzegging zal eindigen.
[Verweerster c.s.] hebben de vordering bestreden en een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld.
De rechtbank heeft bij vonnis van 3 oktober 2002 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [eiser c.s.] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 30 juni 2005 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser c.s.] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster c.s.] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [verweerster c.s.] mede door mr. D.P.F. Meerburg jr.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser c.s.] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster c.s.] begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 27 april 2007.