ECLI:NL:HR:2007:AZ8850

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/173HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens schending van de inspannings- en informatieplicht

In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar, die in 2004 was uitgesproken door de rechtbank te Amsterdam. De rechtbank had op 26 januari 2004 de definitieve schuldsaneringsregeling uitgesproken. Op 30 september 2006 werd de regeling verlengd tot 26 januari 2007. Echter, de rechter-commissaris deed een voordracht tot beëindiging van de regeling, omdat de schuldenaar nieuwe bovenmatige schulden had laten ontstaan. Deze voordracht werd behandeld op een zitting van de rechtbank op 27 september 2006. De rechtbank besloot op 4 oktober 2006 de schuldsaneringsregeling te beëindigen.

Tegen deze beslissing ging de schuldenaar in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof bekrachtigde op 28 november 2006 de uitspraak van de rechtbank. Hierna stelde de schuldenaar beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was om het beroep te verwerpen. De advocaat van de schuldenaar reageerde schriftelijk op deze conclusie.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat betekent dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet leidden tot rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep uiteindelijk verworpen, en de beschikking werd openbaar uitgesproken op 13 april 2007 door de raadsheren.

Uitspraak

13 april 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/173HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats]
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 26 januari 2004 is ten aanzien van verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de schuldenaar - de toepassing van de definitieve schuldsaneringsregeling uitgesproken. Bij beslissing van 30 september 2006 heeft de rechtbank voorts bepaald dat de schuldsaneringsregeling van toepassing is tot 26 januari 2007.
De rechter-commissaris heeft aan de rechtbank een voordracht gedaan tot (tussentijdse) beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling omdat de schuldenaar nieuwe bovenmatige schulden heeft laten ontstaan. Deze voordracht is door de rechtbank behandeld ter zitting van 27 september 2006.
De rechtbank heeft bij vonnis van 4 oktober 2006 de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd.
Tegen dit vonnis heeft de schuldenaar hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Na mondelinge behandeling heeft het hof bij arrest van 28 november 2006 de uitspraak waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de schuldenaar beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de schuldenaar heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 april 2007.