ECLI:NL:HR:2007:AZ8786
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige aanhouding door Koninklijke Marechaussee tijdens alcoholcontrole
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was op 28 augustus 2004 in Brunssum aangehouden door de Koninklijke Marechaussee (Kmar) tijdens een alcoholcontrole. De verdachte werd beschuldigd van het rijden onder invloed, maar het Hof sprak hem vrij. De vrijspraak was gebaseerd op de overweging dat de Kmar op het moment van de aanhouding niet handelde binnen de grenzen van hun opsporingsbevoegdheid, zoals vastgelegd in de Politiewet 1993 en het Wetboek van Strafvordering. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van een eigenstandige taak van de Kmar ten behoeve van de strijdkrachten, en dat de aanhouding derhalve onrechtmatig was. Dit leidde tot de uitsluiting van de verkregen onderzoeksresultaten van het bewijs.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de aanhouding op onrechtmatige wijze had plaatsgevonden. De Hoge Raad benadrukte dat de Kmar niet voldeed aan de vereisten voor bijstand of samenwerking zoals bedoeld in de Politiewet. De Hoge Raad verwierp het cassatiemiddel van de Advocaat-Generaal, die had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De uitspraak van het Hof werd daarmee bekrachtigd, en de verdachte bleef vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de opsporingsbevoegdheden van de Koninklijke Marechaussee en de voorwaarden waaronder zij kunnen optreden.