ECLI:NL:HR:2007:AZ8175

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/149HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen voormalige echtelieden over partneralimentatie

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de partneralimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft op 31 maart 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Leeuwarden om de beschikking van de rechtbank Arnhem van 22 april 1997 te wijzigen. Ze verzocht om een alimentatiebijdrage van € 3.000,-- per maand, met ingang van 28 maart 1998. De man, verweerder in cassatie, heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 28 januari 2004 het verzoek van de vrouw afgewezen voor de periode tot 31 maart 2003 en de zaak voor het overige verwezen naar de rol om door te procederen. Na een tussenbeschikking op 12 mei 2004 heeft de rechtbank op 24 november 2004 de eerdere beschikking gewijzigd, waarbij de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 31 maart 2003 op € 1.942,-- per maand werd vastgesteld.

De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, terwijl de vrouw incidenteel hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van 28 januari 2004 en de eindbeschikking van 24 november 2004. Het hof heeft op 4 augustus 2006 de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in het incidenteel beroep tegen de beschikking van 28 januari 2004 en de beschikking van 24 november 2004 voor zover het betreft de periode tot 31 maart 2003. Voor het overige heeft het hof de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 31 maart 2003 vastgesteld op € 966,-- per maand.

Tegen deze beschikking heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. De man heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, aangezien deze geen nadere motivering behoeven volgens artikel 81 RO. De Hoge Raad heeft het beroep op 13 april 2007 verworpen.

Uitspraak

13 april 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/149HR
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.C.M. van Schijndel.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 31 maart 2003 ter griffie van de rechtbank Leeuwarden ingediend verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht de beschikking van de rechtbank Arnhem van 22 april 1997 te wijzigen en aan verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - ten behoeve van de vrouw een alimentatiebijdrage op te leggen van € 3.000,-- per maand, met ingang van 28 maart 1998.
De man heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 28 januari 2004 het verzoek van de vrouw voor zover dit betrekking heeft op de periode tot 31 maart 2003 afgewezen, en de zaak voor het overige verwezen naar de rol om door te procederen. De rechtbank heeft, na een tussenbeschikking van 12 mei 2004, bij eindbeschikking van 24 november 2004 de beschikking van de rechtbank Arnhem van 22 april 1997 aldus gewijzigd, dat de daarbij aan de man opgelegde bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 31 maart 2003 wordt gesteld op een bedrag van € 1.942,-- per maand.
Tegen deze eindbeschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. De vrouw heeft tegen de beschikking van 28 januari 2004 en de eindbeschikking incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 4 augustus 2006 heeft het hof de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in het incidenteel beroep tegen de beschikking van 28 januari 2004 en tegen de beschikking van 24 november 2004 voorzover het incidenteel beroep betrekking heeft op het verzoek van de vrouw tot vaststelling van de partneralimentatie voor wat betreft de periode tot 31 maart 2003, de beschikking van 24 november 2004 voor het overige vernietigd, en in zoverre opnieuw beslissende, de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud met ingang van 31 maart 2003 op € 966,-- per maand bepaald.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 april 2007.