ECLI:NL:GHSGR:2010:BQ7990

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002452-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot en voltooide afpersing in vereniging met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 22 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot en een voltooide afpersing in vereniging. De verdachte en zijn medeverdachte hebben op 15 april 2008 de aangever [aangever 1] bedreigd met geweld in een poging om hem te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 15.000 euro. De verdachte heeft daarbij een briefje getoond met daarop de tekst dat [aangever 2] 75.000 euro schuldig was, en heeft de aangever onder druk gezet door te dreigen met geweld. De medeverdachte heeft de aangever met kracht in een stoel geduwd en een deel van een pistool getoond, terwijl de verdachte de situatie aanstuurde door te vragen hoeveel tijd de aangever had om te betalen.

Daarnaast heeft de verdachte op 9 mei 2008 samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] geprobeerd om [aangever 2] af te persen voor een bedrag van 350 euro. De aangever heeft verklaard dat hij onder druk werd gezet en dat er dreigementen werden geuit, waaronder de belofte dat zijn winkel in elkaar geslagen zou worden als hij niet zou betalen. De verdachte was niet fysiek aanwezig bij de afpersing, maar had wel telefonisch contact met de medeverdachten en was op de hoogte van de dreigende situatie.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten en heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte, evenals met de onzorgvuldigheid van de politie in de verslaglegging van de zaak.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002452-09
Parketnummer: 09-757547-08
Datum uitspraak: 22 oktober 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 30 maart 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 5 februari 2010, 18 en 21 mei 2010, 18 juni 2010, 14 september 2010 en 8 oktober 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - het navolgende ten laste gelegd. Op de inleidende dagvaarding zijn de feiten kennelijk abusievelijk onjuist genummerd, zodat het hof de feiten opnieuw van een doorlopende nummering heeft voorzien. Het hof zal die nummering in dit arrest aanhouden.
1.
hij op of omstreeks 15 april 2008 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 15.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- zich naar de winkel van die [aangever 1] heeft/hebben begeven en/of
- een briefje heeft/hebben getoond met daarop de tekst "[aangever 2] 75.000 euro" en/of
- aan die [aangever 1] heeft toegevoegd de woorden: "[aangever 2] heeft een schuld van 75.000 euro' en/of "jij hebt samengewerkt met [aangever 2] en dus ben jij medeschuldig" en/of "Bij [aangever 2] valt niets te halen en dus moet jij voor de schuld opdraaien", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen [aangever 1] - door [aangever 2] - heeft/hebben (laten) zeggen: "jij bent mij nog 15.000 euro schuldig" en/of "15.000 euro moet jij aan verdachte en/of zijn mededader(s) betalen, omdat ik ([aangever 2]) aan verdachte en/of zijn mededader(s) geld schuldig ben, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [aangever 1] heeft/hebben bevolen, dat hij moest gaan zitten en/of
- die [aangever 1] met kracht in een stoel heeft/hebben geduwd en/of die [aangever 1] tegen zijn lichaam heeft/hebben geduwd en/of
- aan die [aangever 1] heeft/hebben toegevoegd de woorden: "ik ben het nu zat, zo meteen trek ik mijn pistool en dan schiet ik en dan loop ik zonder om te kijken weg" en/of "ik geef hem nog 24 uur en dan moet hij betalen", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- (daarbij) aan die [aangever 1] een (deel van een) pistool, althans een op en vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. primair
hij op een of meer tijdstippen gelegen in en/of op of omstreeks de periode van 9 mei 2008 tot en met 11 mei 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van in totaal 1250 euro (op 9 mei 2008, 350 euro en/of op 11 mei 2008, 900 euro), althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tegen die [aangever 2] schreeuwen (in een onverstaanbare taal) dat hij aan verdachte en/of zijn mededader(s) 1500 euro en/of 1000 euro, althans enig geldbedrag, moest betalen en/of
- op die [aangever 2] aflopen en/of (al schreeuwende) dicht tegen en/of voor die [aangever 2] is/zijn (gaan) staan en/of
- op een stoel plaatsnemen, welke stoel naast de toonbank stond, waardoor die [aangever 2] niet vanachter de toonbank weg kon komen en/of
- met kracht op een tafel (in die winkel) te slaan en/of
- op een briefje een geldbedrag (van 1000 euro) schrijven en/of
- telefonisch aan die [aangever 2] in de Turkse taal (laten) meedelen, dat die [aangever 2] 1000 euro, althans enig geldbedrag moet betalen en/of
- aan die [aangever 2] toevoegen van de woorden: "we kunnen alle spullen uit de winkel meenemen" en/of "we kunnen je winkel in elkaar slaan" en/of "hoe laat ben jij open en ga je weer dicht" en/of 'als je niet betaalt, dan kom ik met een bus en haal ik al jouw spullen uit de winkel weg, ik kom iedere dag terug', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- trachten de voordeur van de winkel (supermarkt) van die [aangever 2] (af) te sluiten, teneinde klanten/mensen buiten te houden;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in en/of op of omstreeks de periode van 9 mei 2008 tot en met 11 mei 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van in totaal 1250 euro (op 9 mei 2008, 350 euro en/of op 11 mei 2008, 900 euro), althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- tegen die [aangever 2] heeft/hebben geschreeuwd (in een onverstaanbare taal) dat hij aan verdachte en/of zijn mededader(s) 1500 euro en/of 1000 euro, althans enig geldbedrag, moest betalen en/of
- op die [aangever 2] is/zijn afgelopen en/of (al schreeuwende) dicht tegen en/of voor die [aangever 2] is/zijn (gaan) staan en/of
- op een stoel heeft/hebben plaatsgenomen, welke stoel naast de toonbank stond, waardoor die [aangever 2] niet vanachter de toonbank weg kon komen en/of
- met kracht op een tafel (in die winkel) heeft/hebben geslagen en/of
- op een briefje een geldbedrag (van 1000 euro) heeft/hebben geschreven en/of
- telefonisch aan die [aangever 2] in de Turkse taal (laten) heeft/hebben medegedeeld, dat die [aangever 2] 1000 euro, althans enig geldbedrag moet betalen en/of
- aan die [aangever 2] heeft/hebben toegevoegd de woorden: "we kunnen alle spullen uit de winkel meenemen" en/of "we kunnen je winkel in elkaar slaan" en/of "hoe laat ben jij open en ga je weer dicht" en/of "als je niet betaalt, dan kom ik met een bus en haal ik al jouw spullen uit de winkel weg, ik kom iedere dag terug", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- de voordeur van de winkel (supermarkt) van die [aangever 2] heeft/hebben getracht (af) te sluiten, teneinde klanten/mensen buiten te houden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 10 mei 2008 tot en met 15 mei 2008 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapen(s) van categorie III, te weten een semi automatische J.P. Sauer & Sohn (kaliber 7.65 mm, model 1913), en/of munitie van categorie III, te weten 31, in elk geval een of meer, patronen (kaliber 7.65mm), voorhanden heeft gehad.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Bewijsuitsluiting ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
Onjuiste tapverslagen en processen-verbaal
De raadsman heeft zich aangesloten bij de verzoeken van de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 1], mr. Van Straalen, tot het doen van nader onderzoek naar onjuiste tapverslagen en processen-verbaal. De desbetreffende processen-verbaal zijn ook in het dossier van de verdachte gevoegd of maakten daar reeds deel van uit. Bij pleidooi heeft de verdediging bepleit dat er, gelet op het onderstaande, sprake is van een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en heeft in dat kader een verzoek gedaan, strekkende tot bewijsuitsluiting van de betreffende tapgesprekken. De verdediging heeft geen beroep gedaan op niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte.
Op diens verzoek heeft mr. Van Straalen in mei 2010 enkele tapgesprekken van de tijdlijn uitgeluisterd op het politiebureau, waarna bij hem het sterke vermoeden was gerezen dat een viertal (belastende) gesprekken ten onrechte aan [medeverdachte 1] werd toegedicht. Naar aanleiding hiervan heeft het hof, op instigatie van de raadsman, de advocaat-generaal verzocht een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken door de politie betreffende deze tapgesprekken. Uit dit onderzoek kwam als resultaat dat terzake enkele gesprekken de stemherkenning door de verbalisanten niet goed zou zijn uitgevoerd, ten gevolge waarvan [medeverdachte 1] inderdaad ten onrechte zou zijn aangemerkt als gespreksdeelnemer in enkele (belastende) gesprekken. Op de zitting van 18 juni 2010 werd dit aanvullende proces-verbaal besproken, bij welke gelegenheid door de advocaat-generaal werd medegedeeld dat de inhoud van dit aanvullende proces-verbaal bij nader inzien ook niet correct zou zijn. De advocaat-generaal heeft hierbij onder andere verwezen naar een door hem overgelegd en in de dossiers gevoegd e-mailbericht van [getuige A], (destijds) recherchecoördinator van het politiebureau [politiebureau A]. De advocaat-generaal heeft vervolgens aangeboden een geheel nieuw onderzoek te laten doen naar de tapgesprekken van de tijdlijn van het onderzoek 'Prijzenslag', waarbij in elk geval alle tapgesprekken van de tijdlijn opnieuw zouden worden uitgeluisterd en uitgewerkt. Voorts zou in het op te maken proces-verbaal dienen te worden gerelateerd hoe het - kort gezegd - eerder fout heeft kunnen gaan. Het hof heeft vervolgens opdracht gegeven vorenbedoeld onderzoek te doen uitvoeren en heeft de advocaat-generaal verzocht het nieuwe proces-verbaal tijdig aan het hof en de verdediging te doen toekomen. Het onderzoek ter terechtzitting is daartoe voor een periode van een kleine drie maanden geschorst tot 14 september 2010.
Het nieuwe proces-verbaal is eerst op 8 september 2010 door het hof ontvangen en onder de raadslieden verspreid. Nog daargelaten dat dit uitermate kort op de volgende zitting was, zodat er weinig tijd overbleef om het proces-verbaal inhoudelijk te bestuderen, liet de inhoud van het proces-verbaal naar het oordeel van het hof te wensen over. Voor een uitputtende uiteenzetting van de gebreken hiervan verwijst het hof naar het proces-verbaal van de zitting van 14 september 2010. Het hof volstaat hier met vast te stellen dat het proces-verbaal in vrijwel geen enkel opzicht voldeed aan de opdracht van het hof zoals neergelegd in het proces-verbaal ter zitting van 18 juni 2010. Ondanks dat verbalisant [verbalisant 1] ter zitting van 14 september als getuige is gehoord in een poging nog enig licht op de zaak te laten schijnen, zijn concreet de gebreken van de eerdere processen-verbaal en ook het laatste proces-verbaal aldus niet hersteld.
Het hof ziet zich dan ook geconfronteerd met drie verschillende processen-verbaal ter zake van de stemherkenning in enkele (belastende) tapgesprekken. Vaststaat dat (enkele van) de desbetreffende tapgesprekken door de rechtbank zijn gebezigd voor het bewijs en derhalve - met de overige bewijsmiddelen - ten grondslag hebben gelegen aan de veroordeling van de verdachte in eerste aanleg.
Naar het oordeel van het hof is er in deze situatie sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Vervolgens is de vraag aan de orde of het een onherstelbaar vormverzuim betreft. Het betreft hier in zoverre een onherstelbaar vormverzuim, dat ook al zou nog een herstelproces-verbaal worden opgeleverd, het geschonden vertrouwen daardoor niet meer hersteld kan worden. Het hof heeft derhalve een nader onderzoek niet noodzakelijk geacht. Het hof heeft bij dit oordeel ook acht geslagen op het aanvullende verzoek van de verdediging tot het doen uitvoeren van een stemherkenningsonderzoek door deskundigen indien de zaak wel zou worden aangehouden om wederom een nieuw proces-verbaal met de uitwerking van de tapgesprekken te doen opmaken, nu het hof ook de voortgang van de zaak en het belang van de verdachte dat daarmee is gemoeid in het oog dient te houden. Ook heeft het hof bij zijn oordeel betrokken dat het openbaar ministerie ruim de gelegenheid heeft gehad een nieuw en correct proces-verbaal te laten opmaken, waarin de gang van zaken met betrekking tot de stemherkenning bij de belastende tapgesprekken en de problematiek daaromtrent opgehelderd had kunnen worden.
Het hof acht vorengeschetste situatie laakbaar en onwenselijk. Er zijn processen-verbaal opgemaakt die achteraf niet blijken te kloppen en/of elkaar tegenspreken. Naar het oordeel van het hof is er derhalve sprake van onzorgvuldig handelen door de politie en zijn belangen van mogelijke verdachten hierdoor geschaad. Eén van de pijlers van ons bewijsrecht is het vertrouwen dat in de processen-verbaal van de politie moet kunnen worden gesteld. In deze zaak wordt daaraan afbreuk gedaan.
Het hof is van oordeel dat er zoals gezegd sprake is geweest van onzorgvuldig handelen aan de zijde van de politie, waardoor de verdachte ook daadwerkelijk in zijn rechtens te respecteren belangen is geschaad.
Het hof komt - alles overwegende - tot de conclusie dat op het betreffende verzuim niet anders kan worden gereageerd dan met de sanctie van bewijsuitsluiting als bedoeld in artikel 359a lid 1 onder b Sv.
Het hof bepaalt dan ook dat in alle zaken van het onderzoek Prijzenslag de inhoud van de tapgesprekken van de tijdlijn niet tot het bewijs van de ten laste gelegde feiten zal mogen bijdragen.
Volledigheidshalve merkt het hof nog op dat steeds is gesproken over de 'tijdlijn' (enkelvoud), terwijl in het onderzoek sprake is van twee tijdlijnen, namelijk - kort gezegd - de [aangever 2]/[aangever 1] tijdlijn en de [aangever 3] tijdlijn. In totaal betreft het een veertigtal tapgesprekken, die het hof - evenals de advocaat-generaal - onder 'de tijdlijn' schaart. Vorenbedoelde betwiste tapgesprekken, betreffen tapgesprekken uit beide tijdlijnen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit.
Voor een bespreking van de gevoerde verweren terzake zij verwezen naar 'Verweren'.
Oordeel van het hof
Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde
Weliswaar heeft de verdachte verklaard dat hij bij gelegenheden wel eens sliep in de woning van zijn zus - waar het wapen is aangetroffen -, alsmede dat hij goederen had liggen in de kledingkast waarop het wapen is aangetroffen, maar naar het oordeel van het hof is niet voldaan aan het vereiste dat genoegzaam is komen vast te staan dat de verdachte zich bewust was of had moeten zijn van de aanwezigheid van het wapen in de woning, noch dat hij daarover de voor een bewezenverklaring terzake benodigde beschikkingsmacht had.
Het hof is derhalve, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde - zoals na te melden - heeft begaan op basis van de feiten en omstandigheden die in de na te melden bewijsmiddelen zijn vervat, waarvan de vindplaats met voetnoten is aangegeven, en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep is gebleken dat de medeverdachte [medeverdachte 2] ook wel [medeverdachte 2] of [medeverdachte 2] wordt genoemd en dat [medeverdachte 1] ook wel [medeverdachte 1] of [medeverdachte 1] wordt genoemd.
Met betrekking tot feit 1(1)
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 18 mei 2010 heeft de verdachte verklaard dat hij op 15 april 2008 met [medeverdachte 2] naar de winkel van [aangever 1] is gegaan en dat hij daarna met [medeverdachte 2] en [aangever 1] naar de winkel van [aangever 2] is gegaan. Het gesprek ging over een bedrag van 15.000 euro. [aangever 2] en [aangever 1] hebben in de winkel van [aangever 2] een woordenwisseling gehad.2 Ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 10 maart 2009 heeft de verdachte verklaard dat hij met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar de winkel van [aangever 1] was gegaan.3
Bij de politie heeft de verdachte reeds verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] naar de winkel van [aangever 1] aan [adres A] is gegaan en dat er niemand was zodat ze een briefje hebben achtergelaten met het telefoonnummer van [verdachte]. Ze zijn vervolgens naar [aangever 2] gegaan, hebben met hem gesproken en zijn daarna naar [aangever 1] gegaan. Vervolgens zijn hij en [medeverdachte 2] met [aangever 1] naar de winkel van [aangever 2] gegaan. Bij [aangever 2] en [aangever 1] is gesproken over een bedrag van 15.000 euro.4
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat op 15 april 2008 twee mannen langskwamen bij zijn winkel, supermarkt [supermarkt A], gevestigd aan [adres A] te 's-Gravenhage. Eén van deze mannen was vrij groot (het hof begrijpt: [medeverdachte 2]) en de andere man stelde zich voor als [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]). [verdachte] vroeg [aangever 1] mee naar buiten te gaan. Ze zijn met zijn drieën naar '[Snackbar A]' gelopen, eveneens gevestigd aan [adres A], en binnen legde [verdachte] een papiertje op tafel met daarop de naam '[aangever 2]' en een bedrag van 75.000 euro. [verdachte] vertelde dat [aangever 2] 75.000 euro schuldig was aan hem en dat [aangever 1] medeschuld had aan dit bedrag, omdat hij met [aangever 2] had samengewerkt. [verdachte] zei dat er bij [aangever 2] niets te halen viel en dat [aangever 1] daarom voor de schuld moest opdraaien.5 [verdachte] zei tegen [aangever 1] dat [aangever 1] 15.000 euro schuld had aan [aangever 2].6 Hij zei "Jij hebt schuld bij ([aangever 2]) en nu moet jij 15.000 euro aan mij betalen." [verdachte], [aangever 1] en [medeverdachte 2] zijn vervolgens naar de supermarkt van [aangever 2] aan [adres B] te 's-Gravenhage gegaan, waar [aangever 2] aanwezig was.7 Aldaar hebben [aangever 1] en [aangever 2] aanvankelijk met enige stemverheffing met elkaar gesproken.8 Het gesprek werd voortgezet in het kantoortje van de supermarkt. Tijdens dit gesprek werd [aangever 1] bij zijn arm gepakt door [medeverdachte 2] die wilde dat [aangever 1] ging zitten op de stoel.9 [aangever 1] werd door hem hard op de stoel geduwd.10 [medeverdachte 2] zei: "Ik ben het nu zat, waarom moet ik steeds uit Amsterdam komen, zometeen trek ik mijn pistool en dan schiet ik en dan loop ik weg zonder om te kijken". Terwijl hij dit zei zag [aangever 1] dat [medeverdachte 2] hem een pistool in zijn broeksband liet zien. [aangever 1] zag de kolf van het pistool. Het was een zwart pistool. Desgevraagd door [verdachte] zei [medeverdachte 2] "Ik geef hem 24 uur en dan moet hij betalen."11
Bij een fotoconfrontatie naar aanleiding van het incident op 15 april 2008 heeft [aangever 1] de verdachte [medeverdachte 2] 100% herkend.12
[aangever 2] heeft verklaard dat hij op 15 april 2008 in zijn winkel was, toen [aangever 1] met twee mannen de winkel in kwam lopen. Ze zijn met zijn vieren achter in de winkel gaan staan, in het kantoortje, alwaar [aangever 2] en [aangever 1] een gesprek hadden. [aangever 1] zei tegen [aangever 2]: "Zij vragen geld aan mij, ze vragen 15.000 euro aan mij". De ene man was een grote brede man (het hof begrijpt: [medeverdachte 2]) en de andere man noemde zich [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]).13
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 21 mei 2010 heeft [aangever 2] als getuige verklaard dat hij op de dag dat [aangever 1] met de twee mannen langskwam, tegen [aangever 1] heeft gezegd dat hij schulden had.14
Getuige [getuige B], (destijds) de vriendin van aangever [aangever 1], verklaart dat zij op 15 april 2008 (hof: in het proces-verbaal staat kennelijk abusievelijk gerelateerd 15 april 2007. Het hof leest: 2008) in supermarkt [supermarkt A] te 's-Gravenhage aan het werk was. Toen kwam [verdachte] - na een eerder bezoek die dag, maar toen was [aangever 1] er niet - met een andere man binnen. [aangever 1] en de twee mannen zijn naar buiten gelopen, richting de snackbar aan [adres A]. Toen [aangever 1] terugkwam vertelde hij tegen [getuige B] - kort gezegd - dat hij met [verdachte] naar de snackbar was gegaan en dat ze geld van hem wilden hebben.15 Ook heeft [aangever 1] verteld dat hij een briefje had gekregen waarop stond dat hij 75.000 euro moest betalen en hij zei dat er pistolen waren.16
Getuige [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij [verdachte] en [medeverdachte 2] naar [adres A] heeft gebracht. Aldaar aangekomen stapten [verdachte] en [medeverdachte 2] uit, waarop [verdachte] zei dat [medeverdachte 3] even moest wachten en hij liep met [medeverdachte 2] een winkel binnen. Kort daarna kwamen ze met een derde man de winkel uitlopen en stapten in. [verdachte] zei dat ze nog even naar een andere supermarkt toe moesten, van welke supermarkt de eigenaar een compagnon was van de derde man, en [medeverdachte 3] bracht hen naar de andere supermarkt. Voorts gingen [verdachte], [medeverdachte 2] en de derde man de winkel binnen, waar ze gingen praten met een andere man.17
Met betrekking tot feit 2
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 9 mei 2008 met [medeverdachte 4] in de auto zat. De verdachte werd gebeld en hij heeft de telefoon aan [medeverdachte 4] gegeven. De verdachte heeft gezegd 'Ja, dan moet je betalen'. De verdachte wist dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op dat moment bij elkaar waren.
De verdachte erkent ook op 8 mei 2008 met [medeverdachte 2] bij [aangever 2] te zijn geweest.18
[aangever 2] heeft bij de politie verklaard dat hij - kort gezegd - onder bedreiging 350 euro heeft betaald aan een grote brede man met een zwarte zonnebril op, die hij later in een fotobewijsconfrontatie19 alsmede ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 21 mei 201020 herkent als verdachte [medeverdachte 2]. (hof: waar [aangever 2] in zijn verklaringen verklaart over de 'grote/brede man' zal het hof - gelet op het vorenstaande - deze persoon verder als [medeverdachte 2] aanmerken).
[aangever 2] is door [medeverdachte 2] bezocht in zijn supermarkt [supermarkt B], gelegen aan [adres B] te Den Haag.21 [medeverdachte 2] werd vergezeld door een jongere man van ongeveer 25 jaar oud.22 [medeverdachte 2] kwam voor [aangever 2] staan en de andere man ging zodanig op een stoel naast de toonbank zitten dat [aangever 2] niet achter de toonbank weg kon.23 [medeverdachte 2] zei dat hij 1500 euro van [aangever 2] wilde hebben, maar [aangever 2] heeft geprobeerd duidelijk te maken dat hij geen geld in de winkel had. [medeverdachte 2] sprak Nederlands. [aangever 2] kon hem niet verstaan. Toen [medeverdachte 2] over geld begon stond de man op de stoel op en kwam op [aangever 2] aflopen. Door tussenkomst van [medeverdachte 2] ging de man weer op de stoel zitten. [medeverdachte 2] kwam dicht bij [aangever 2] staan en schreeuwde tegen hem. Elke keer als [medeverdachte 2] tegen [aangever 2] begon te schreeuwen kwam hij op [aangever 2] aflopen. [medeverdachte 2] en de andere man probeerden voorts duidelijk te maken dat ze voorlopig met 1000 euro genoegen zouden nemen, waartoe [medeverdachte 2] dit geldbedrag op een briefje schreef. Omdat ze er niet uitkwamen stond [medeverdachte 2] met een telefoon aan zijn oor met iemand te praten en gaf vervolgens die telefoon aan [aangever 2]. [aangever 2] hoorde dat een mannelijke stem in het Turks tegen hem zei 'ze willen 1000 euro van je hebben'. [aangever 2] had maar 350 euro, wat hij aan [medeverdachte 2] gaf. Tijdens het bezoek heeft [medeverdachte 2] gedreigd dat hij terug zou komen en dat hij met een bus alle spullen uit de winkel zou komen halen als [aangever 2] niet zou betalen. Hij zou elke dag terugkomen. De houding van [medeverdachte 2] tegenover [aangever 2] was agressief. Ook heeft [medeverdachte 2] geprobeerd de voordeur van de supermarkt af te sluiten met een bezem en met de knip. Hij probeerde aldus de om alleen te zijn in de winkel met [aangever 2].24 In eerste instantie wilden de mannen 1500 euro hebben. Toen [aangever 2] zei dat hij maar 350 euro had en hij vroeg of het geen 1000 euro kon worden, werd de kleine man boos en sloeg op de tafel.25
[aangever 2] herkent het hem door de politie voorgehouden tapgesprek van 9 mei 2008 te 14:31 (gespreksnummer 195926) als het telefoongesprek waaraan hij in zijn verklaring van 12 juni 2008 refereert en beaamt zodoende dat dit incident zich op die datum en dat uur heeft afgespeeld.27 [aangever 2] heeft die dag uiteindelijk uit angst 350 euro aan [medeverdachte 2] gegeven.28
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 21 mei 2010 heeft getuige [aangever 2] zijn verklaringen bij de politie bevestigd in die zin dat, voor zover hier van belang, op 8 en 9 mei 2008 twee mannen hem in zijn winkel hebben bezocht. Ze zeiden dat ze geld van hem wilden hebben. Op 9 mei 2008 vroegen de mannen om 1.500 euro. Er zat echter maar 350 euro in de kassa. Eén van de twee mannen had een fors postuur. [aangever 2] heeft op deze terechtzitting [medeverdachte 2] aangewezen als zijnde de man met het forse postuur. De grote brede man (hof: [medeverdachte 2]) heeft dat geld gepakt. [aangever 2] heeft voorts verklaard dat hij bang was en dat de twee mannen hadden gezegd dat ze zijn zaak gingen leeghalen als hij niet zou betalen. [aangever 2] spreekt de Nederlandse taal niet dus hij kon de mannen niet verstaan. Daarom belden de mannen op 9 mei 2008 met iemand die Turks sprak. Volgens [aangever 2] was het doel van dit telefoongesprek om aan hem duidelijk te maken dat ze geld wilden hebben. In het telefoongesprek werd gesproken over 1000 (Turkse) lira's, maar daar werd mee bedoeld euro's.29
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op een gegeven moment met [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) in [café A] zat en dat [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2]) boos binnenkwam. Het ging over supermarkten en dat er iemand geld schuldig was.30 Tijdens dit gesprek hoorde [medeverdachte 4] de naam '[supermarkt B]'.31 [medeverdachte 4] is met [verdachte] naar supermarkt [supermarkt B]32 toegegaan. [medeverdachte 2] was daar ook met de [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1]). [verdachte] ging in gesprek met de eigenaar (het hof begrijpt: [aangever 2]) en [medeverdachte 4] zag dat de man bang was.33
De dag erna34 (het hof begrijpt: op 9 mei 2008) is [medeverdachte 2] in gezelschap van nog een tweede persoon naar een supermarkt gegaan. [medeverdachte 4] zou met [verdachte] ergens anders naartoe gaan en zat met [verdachte] in de auto. [verdachte] werd gebeld door [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] kreeg op een gegeven moment de telefoon. [medeverdachte 4] praatte vervolgens met een man in het Turks; [medeverdachte 4] zei door de telefoon wat [verdachte] tegen hem zei. Die man vroeg hoeveel hij moest betalen en [medeverdachte 4] antwoordde op aangeven van [verdachte] dat hij 1000 euro moest betalen.35 [medeverdachte 4] kende die man uit de bar en later heeft hij zijn naam gelezen als de eigenaar van supermarkt [supermarkt B]; het was [aangever 2].36
De bewijsmiddelen zijn - ook in hun onderdelen - slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking hebben.
Verweren
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit - overeenkomstig zijn pleitnota - dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu i) ondersteunend bewijs terzake het tonen van het vuurwapen door [medeverdachte 2] en het uiten van de bedreigingen ontbreekt, ii) geen sprake is van medeplegen van het tonen van dit vuurwapen en het uiten van de bedreigingen (ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet), en iii) ondersteunend bewijs terzake de aangifte van [aangever 1] ontbreekt.
Terzake feit 2 heeft de raadsman aangevoerd - overeenkomstig zijn pleitnota - dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken, gelet op de inconsistenties van de verklaringen van aangever [aangever 2] in combinatie met de uitwerking van het relevante telefoongesprek.
Oordeel van het hof
Feit 1
Aangifte [aangever 1] vindt voldoende steun in overige bewijsmiddelen
Het hof is van oordeel dat de tot het bewijs gebezigde verklaringen van de aangever [aangever 1] in zoverre voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen, dat het hof deze verklaringen, ook met betrekking tot het tonen van een deel van een vuurwapen althans een daarop gelijkend voorwerp en het uiten van de bewezenverklaarde bedreigingen, in onderling verband en samenhang bezien met de overige gebezigde bewijsmiddelen, voldoende betrouwbaar acht en daarmee voldoende overtuigend om de conclusie te rechtvaardigen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde. Met betrekking tot het tonen van een deel van een vuurwapen althans een daarop gelijkend voorwerp noemt het hof met name de verklaring van getuige [getuige B], die verklaart dat [aangever 1] meteen na de confrontatie tegen haar heeft gezegd dat er pistolen waren.
Verdachtes verklaring, voor zover inhoudende dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 2] naar de winkels van [aangever 2] en [aangever 1] was gegaan omdat hij dan wel [medeverdachte 2] de winkel wilde kopen en dat ter plaatse ook daadwerkelijk over het kopen van de winkel met [aangever 2] en [aangever 1] is gesproken, schuift het hof als ongeloofwaardig terzijde. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen i) dat deze verklaring - behoudens de verklaring van mededader [medeverdachte 2], die een persoonlijk belang heeft om dienovereenkomstig te verklaren - niet wordt ondersteund door de inhoud van het dossier, ii) dat zowel de verdachte als mededader [medeverdachte 2] hieromtrent gedurende het strafproces inconsistent heeft verklaard, iii) dat naar verdachtes eigen zeggen niet zou zijn gesproken over de cijfers die bij een dergelijke koop relevant zouden zijn - zoals omzetcijfers -37, alsmede iv) dat [aangever 2] als getuige ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 21 mei 2010 desgevraagd ondubbelzinnig heeft verklaard dat tijdens het bezoek van de verdachte en [medeverdachte 2] op 15 april 2008 niet is gesproken over dan wel is gevraagd naar de verkoop van zijn supermarkt.
Medeplegen
Voorts blijkt naar 's hofs oordeel uit de gebezigde bewijsmiddelen genoegzaam dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, als bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van Strafvordering, van de verdachte met zijn mededader tot het verrichten van de bewezenverklaarde poging tot afpersing in vereniging.
Het hof is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat sprake is geweest van
i) voorafgaande en/of stilzwijgende afspraken tussen de verdachte en zijn mededader terzake - mede gelet op de gezamenlijke uitvoering en de rolverdeling tussen beiden, zoals uit de bewijsmiddelen blijkt -,
ii) dat de gedragingen van [medeverdachte 2] passen binnen het gezamenlijk (voorwaardelijk) opzet op de voorgenomen (poging tot) afpersing van [aangever 1] en
iii) dat de verdachte zich op geen enkel moment op enige wijze heeft gedistantieerd van de door [medeverdachte 2] geuite (woordelijke) bedreigingen.
Integendeel, de verdachte heeft een actieve rol gehad in het feitencomplex en is aanwezig geweest bij het gesprek in het kantoortje, waar [medeverdachte 2] het slachtoffer in een stoel duwde, de woordelijke bedreigingen uitte en een deel van een vuurwapen (althans een daarop gelijkend voorwerp) liet zien, waarná de verdachte nog aan [medeverdachte 2] vroeg hoeveel tijd ze het slachtoffer zouden geven om te betalen.
Uit het voorgaande volgt ook dat naar 's hofs oordeel de verdachte wel degelijk tevoren op de hoogte was van de aard en het doel van het bezoek aan [aangever 1], alsmede de dreiging die hiermee gepaard zou gaan.
Naar het oordeel van het hof is, gelet op het vorenstaande, vast komen te staan dat de verdachte zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig heeft gemaakt aan de poging tot afpersing in vereniging en verwerpt de verweren van de verdediging integraal.
Feit 2
Het hof is van oordeel dat de tot het bewijs gebezigde verklaringen van de aangever [aangever 2] voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen, zodat het hof deze verklaringen - in onderling verband en samenhang bezien met de overige gebezigde bewijsmiddelen - in zoverre voldoende betrouwbaar acht en daarmee voldoende overtuigend om de conclusie te rechtvaardigen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde.
Het hof heeft hierbij met name acht geslagen op de verklaring van verdachte en de verklaring van [medeverdachte 4], welke onder meer inhouden dat de verdachte een dag eerder in persoon met [medeverdachte 2] bij [aangever 2] is langsgeweest, met hem heeft gesproken en dat [medeverdachte 4] zag dat [aangever 2] bang was. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte op de hoogte was althans moet zijn geweest wat er gaande was op het moment dat hij op 9 mei 2008 werd gebeld. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij door de telefoon heeft gezegd 'Ja dan moet je betalen ja' en dat hij de telefoon heeft doorgegeven aan [medeverdachte 4].
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte opzet - minstgenomen in voorwaardelijke zin - heeft gehad op de bewezenverklaarde afpersing van [aangever 2] in vereniging. Overigens doet de omstandigheid dat de verdachte niet lijfelijk bij de afpersing aanwezig was en derhalve niet exact weet had van de precieze gedragingen van zijn mededaders aan vorenstaand oordeel niet af, nu hun gedragingen binnen het gezamenlijk (voorwaardelijk) opzet op de bewezenverklaarde afpersing passen.38
Het hof verwerpt de verweren van de verdediging integraal.
De kanttekeningen die de raadsman heeft gezet bij de uitwerking van het telefoongesprek en de interpretatie daarvan door de rechtbank behoeven naar 's hofs oordeel geen verdere bespreking, nu het hof het bewuste telefoongesprek niet tot het bewijs heeft gebezigd.
Bewezenverklaring
Het hof acht op grond van de feiten en omstandigheden die in de betreffende bewijsmiddelen zijn vervat, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 april 2008 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 15.000 euro, toebehorende aan die [aangever 1], met zijn mededader
- zich naar de winkel van die [aangever 1] heeft begeven en
- een briefje heeft getoond met daarop de tekst "[aangever 2] 75.000 euro" en
- aan die [aangever 1] heeft toegevoegd de woorden: "[aangever 2] heeft een schuld van 75.000 euro' en "jij hebt samengewerkt met [aangever 2] en dus ben jij medeschuldig" en "Bij [aangever 2] valt niets te halen en dus moet jij voor de schuld opdraaien", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- tegen [aangever 1] heeft gezegd: "jij bent mij nog 15.000 euro schuldig", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- die [aangever 1] heeft bevolen, dat hij moest gaan zitten en
- die [aangever 1] met kracht in een stoel heeft geduwd en
- aan die [aangever 1] heeft toegevoegd de woorden: "ik ben het nu zat, zo meteen trek ik mijn pistool en dan schiet ik en dan loop ik zonder om te kijken weg" en "ik geef hem nog 24 uur en dan moet hij betalen", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en
- (daarbij) aan die [aangever 1] een deel van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. primair
hij op 9 mei 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 350 euro, toebehorende aan die [aangever 2], welke bedreiging met geweld bestond uit het
- tegen die [aangever 2] schreeuwen dat hij aan verdachte en/of zijn mededaders 1500 euro en/of 1000 euro moest betalen en
- op die [aangever 2] aflopen en (al schreeuwende) voor die [aangever 2] gaan staan en
- op een stoel plaatsnemen, welke stoel naast de toonbank stond, waardoor die [aangever 2] niet vanachter de toonbank weg kon komen en
- met kracht op een tafel in die winkel te slaan en
- op een briefje een geldbedrag van 1000 euro schrijven en
- telefonisch aan die [aangever 2] in de Turkse taal meedelen dat die [aangever 2] 1000 euro moet betalen en
- aan die [aangever 2] toevoegen van de woorden: "we kunnen je winkel in elkaar slaan" en 'als je niet betaalt, dan kom ik met een bus en haal ik al jouw spullen uit de winkel weg, ik kom iedere dag terug', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- trachten de voordeur van de winkel (supermarkt) van die [aangever 2] (af) te sluiten, teneinde klanten/mensen buiten te houden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is overeenkomstig de overgelegde pleitnotities bepleit dat aan de verdachte - indien het hof tot een bewezenverklaring mocht komen - geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, maar dat kan worden volstaan met een werkstraf (die verdachte bereid is te verrichten), eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf voorts acht geslagen op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte 2] naar de winkel van [aangever 1] gegaan en heeft die [aangever 1] bedreigd met geweld in een poging hem te dwingen om geld af te geven. [aangever 1] werd in een stoel gedrukt door [medeverdachte 2] en werd met de dood bedreigd. Voorts heeft [medeverdachte 2] een deel van een pistool aan [aangever 1] getoond. [aangever 1] kreeg 24 uur om te betalen en de verdachte en [medeverdachte 2] zijn vervolgens weggegaan.
Bij een andere gelegenheid heeft de verdachte samengewerkt met twee anderen om [aangever 2] voor 350 euro af te persen. Twee medeverdachten, onder wie [medeverdachte 2], zijn samen naar de supermarkt van aangever [aangever 2] gegaan. Aldaar werd aan [aangever 2] medegedeeld dat hij geld moest betalen. Er werd gedreigd door onder meer schreeuwend voor die [aangever 2] te gaan staan en zodanig plaats te nemen in de supermarkt dat [aangever 2] niet vanachter de toonbank weg kon komen. Ook werd er gezegd dat zijn winkel in elkaar kon worden geslagen. [medeverdachte 2] en de daarbij aanwezige medeverdachte stonden telefonisch in contact met de verdachte.
De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een poging tot en een voltooide afpersing in vereniging.
Aldus handelende heeft de verdachte blijk gegeven van minachting van de persoon en het eigendom van anderen, terwijl hij in het geheel voorbij is gegaan aan de psychische gevolgen die zijn (dreigende en beangstigende) handelwijze voor zijn slachtoffers kan hebben. De verdachte heeft zich hierdoor echter niet laten weerhouden, maar louter oog gehad op financieel gewin, hetgeen het hof hem zwaar aanrekent.
Het hof neemt het de verdachte tevens kwalijk dat hij, blijkens zijn houding ter terechtzittingen in hoger beroep, zijn rol in de onderhavige feiten ontkent of bagatelliseert en geen enkele verantwoordelijkheid voor het gebeurde neemt. Voorts heeft hij kennelijk nog steeds niet het inzicht verkregen dat zijn handelen als zeer laakbaar is aan te merken. Evenmin geeft hij blijk van enig inzicht in de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 september 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor feiten als de onderhavige, maar wel voor het plegen van (verkeers)delicten.
Ook heeft het hof bij strafoplegging in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met de onzorgvuldigheid van de verslaglegging door de politie waar in deze zaak sprake van is geweest (een en ander zie bovenstaand bij de bespreking van de bewijsuitsluiting van de tapgesprekken).
Ondanks dat de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde wordt vrijgesproken is het hof van oordeel dat het dientengevolge opleggen van een lagere straf dan door de eerste rechter opgelegd en thans door de advocaat-generaal gevorderd, onvoldoende recht doet aan de door het hof in ogenschouw genomen omstandigheden.
Het is op deze grond dat het hof in dit opzicht een zwaardere straf zal opleggen dan door de eerste rechter is bepaald en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof merkt bovendien op dat, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de rol die de verdachte daarin heeft gehad en zijn houding terzake, niet kan worden volstaan met de oplegging van een werkstraf, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Op de onderhavige feiten kan naar het oordeel van het hof niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk zal worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 (zeventien) maanden.
Bepaalt, dat een op 3 (drie) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. R.C.A. Duindam en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. Y.H.G. van der Hut.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 oktober 2010.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit delen van processen-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en), als bijlagen opgenomen bij het dossier met het OPS dossiernummer [dossiernummer], tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.
2 Proces-verbaal ter terechtzittingen in hoger beroep inzake verdachte [verdachte] d.d. 18 en 21 mei en 18 juni 2010, verhoor verdachte [verdachte] d.d. 18 mei 2010.
3 Proces-verbaal ter terechtzittingen in eerste aanleg inzake verdachte [verdachte] d.d. 9, 10, 12, 13 en 16 maart 2009, verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 maart 2009, pag. 5-6.
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 mei 2008, pag. 519, derde tekstblok; alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] d.d. 18 februari 2009 van de rechter-commissaris mr. R.J.A. Schaaf, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, onder punt 6 en 7.
5 Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] d.d. 16 april 2008, pag. 136-137 derde tekstblok, en pag. 138 tweede tekstblok bovenaan.
6 Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 1] d.d. 6 oktober 2008 van de rechter-commissaris mr. R.J.A. Schaaf, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, onder punt 4 en punt 20.
7 Proces-verbaal van aangifte (vervolgaangifte) [aangever 1] d.d. 16 april 2008, pag. 142, derde tekstblok; alsmede met betrekking tot het door [aangever 1] moeten betalen: Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 1] d.d. 6 oktober 2008 van de rechter-commissaris mr. R.J.A. Schaaf, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, onder punt 6.
8 Proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever 2] d.d. 12 juni 2008, pag. 764 tweede tekstblok, bovenaan; alsmede het proces-verbaal van aangifte [aangever 1] d.d. 16 april 2008, pag. 138, tweede tekstblok, midden.
9 Proces-verbaal van aangifte (vervolgaangifte) [aangever 1] d.d. 16 april 2008, pag. 142, derde tekstblok; alsmede met betrekking tot het door [aangever 1] moeten betalen: Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 1] d.d. 6 oktober 2008 van de rechter-commissaris mr. R.J.A. Schaaf, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, onder punt 6.
10 Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] d.d. 16 april 2008, pag. 138, tweede tekstblok onderaan; alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 1] d.d. 6 oktober 2008 van de rechter-commissaris mr. R.J.A. Schaaf, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, onder punt 7.
11 Ibidem; alsmede het proces-verbaal van aangifte (vervolgaangifte) [aangever 1] d.d. 16 april 2008, pag. 142, derde tekstblok.
12 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2008, pag. 1637; proces-verbaal simultane fotobewijsconfrontatie d.d. 30 juni 2008, pag. 1638-1639; alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juli 2008, pag. 1525.
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever 2] d.d. 12 juni 2008, pag. 763 onderaan-764 tweede en derde vraag.
14 Proces-verbaal ter terechtzittingen in hoger beroep inzake verdachte [medeverdachte 2] d.d. 18 en 21 mei en 18 juni 2010, verhoor getuige [aangever 2] d.d. 21 mei 2010.
15 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige B] d.d. 16 april 2008, pag 150-151.
16 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige B] d.d. 25 september 2008 van de rechter-commissaris mr. R.J.A. Schaaf, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, onder punt 5.
17 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 2 juli 2008, pag. 1267, onder de eerste en vierde vraag.
18 Proces-verbaal ter terechtzittingen in hoger beroep inzake verdachte [verdachte] d.d. 18 en 21 mei en 18 juni 2010, verhoor verdachte [verdachte] d.d. 18 mei 2010.
19 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2008, pag. 1623; alsmede proces-verbaal van simultane fotobewijsconfrontatie, pag. 1624-1629.
20 Zie proces-verbaal ter terechtzittingen in hoger beroep inzake verdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 en 21 mei en 18 juni 2010, verhoor getuige [aangever 2] d.d. 21 mei 2010.
21 Proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever 2] d.d. 12 juni 2008, pag. 763-764.
22 Proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever 2] d.d. 12 juni 2008, pag. 764, laatste tekstblok, en pag. 765, pag. derde tekstblok.
23 Proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever 2] d.d. 12 juni 2008, pag. 764, laatste tekstblok; alsmede Proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever 2] d.d. d.d. 18 juni 2008, pag. 772, eerste en vierde tekstblok.
24 Proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever 2] d.d. 12 juni 2008, pag. 764, laatste tekstblok, pag. 765, eerste tekstblok; alsmede Proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever 2] d.d. d.d. 18 juni 2008, pag. 771, laatste tekstblok, en pag. 772, eerste tekstblok.
25 Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 2] d.d. 25 september 2008 van de rechter-commissaris mr. R.J.A. Schaaf, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, onder punt 15.
26 Zie dossierpagina 767.
27 Proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever 2] d.d. 12 juni 2008, pag. 765, één-na-laatste vraag en het als bijlage bij dit verhoor gevoegde tapgesprek, pag. 767, midden; alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2008, pag. 1608-1609.
28 Proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever 2] d.d. 12 juni 2008, pag. 764, laatste vier vragen; alsmede Proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever 2] d.d. 18 juni 2008, pag. 771-772.
29 Zie proces-verbaal ter terechtzittingen in hoger beroep d.d. 18 en 21 mei en 18 juni 2010, verhoor getuige [aangever 2] d.d. 21 mei 2010.
30 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 26 juni 2008, pag. 909, vierde tekstblok van onderen.
31 Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 4] van de rechter-commissaris mr. R.J.A. Schaaf, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 22 oktober 2008, onder punt 45.
32 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 26 juni 2008, pag. 909, vijfde tekstblok van onderen.
33 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 26 juni 2008, pag. 909, derde tekstblok van onderen.
34 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 9 juli 2008, pag. 1263, een-na-laatste tekstblok.
35 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 26 juni 2008, pag. 909, derde tekstblok van onderen.
36 Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 4] van de rechter-commissaris mr. R.J.A. Schaaf, belast met de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 22 oktober 2008, onder punt 17.
37 Proces-verbaal ter terechtzittingen in eerste aanleg inzake verdachte [verdachte] d.d. 9, 10, 12, 13 en 16 maart 2009, verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 maart 2009, pag. 6, onderaan eerste tekstblok.
38 Hoge Raad d.d. 10 april 2007, LJN AZ 5713.