ECLI:NL:HR:2007:AZ4847
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsrecht en schadeafwikkeling na medische beroepsfout met betrekking tot aansprakelijkheidsverzekering
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen twee verzekeraars, Winterthur en VVAA, over de dekking onder de aansprakelijkheidsverzekering en de samenloop met andere verzekeringen. De eiseressen, Winterthur Schweizerische Unfall Versicherungsgesellschaft en Winterthur Schadeverzekering Maatschappij N.V., hebben VVAA gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht. De vordering van Winterthur, die oorspronkelijk een bedrag van ƒ 126.349,66 vorderde, werd door de rechtbank afgewezen, waarna Winterthur in hoger beroep ging. In het hoger beroep heeft Winterthur haar eis verminderd tot ƒ 113.174,83. Het gerechtshof te Amsterdam heeft in een tussenarrest van 13 maart 2003 een bewijsopdracht gegeven en in het eindarrest van 24 maart 2005 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Winterthur heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, terwijl VVAA voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het principale beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en Winterthur in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 1.611,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en raadsheren van de Hoge Raad en openbaar uitgesproken op 12 januari 2007.