ECLI:NL:HR:2007:AZ4847

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/207HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en schadeafwikkeling na medische beroepsfout met betrekking tot aansprakelijkheidsverzekering

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen twee verzekeraars, Winterthur en VVAA, over de dekking onder de aansprakelijkheidsverzekering en de samenloop met andere verzekeringen. De eiseressen, Winterthur Schweizerische Unfall Versicherungsgesellschaft en Winterthur Schadeverzekering Maatschappij N.V., hebben VVAA gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht. De vordering van Winterthur, die oorspronkelijk een bedrag van ƒ 126.349,66 vorderde, werd door de rechtbank afgewezen, waarna Winterthur in hoger beroep ging. In het hoger beroep heeft Winterthur haar eis verminderd tot ƒ 113.174,83. Het gerechtshof te Amsterdam heeft in een tussenarrest van 13 maart 2003 een bewijsopdracht gegeven en in het eindarrest van 24 maart 2005 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Winterthur heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, terwijl VVAA voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte tot verwerping van het principale beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en Winterthur in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 1.611,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en raadsheren van de Hoge Raad en openbaar uitgesproken op 12 januari 2007.

Uitspraak

12 januari 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/207HR
MK/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. de vennootschap naar Zwitsers recht WINTERTHUR SCHWEIZERISCHE UNFALL VERSICHERUNGSGESELLSCHAFT,
gevestigd te Winterthur, Zwitserland,
2. WINTERTHUR SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. J. Streefkerk,
t e g e n
VVAA SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. van Staden ten Brink.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseressen tot cassatie - verder te noemen: Winterthur - hebben bij exploot van 26 februari 1998 verweerster in cassatie - verder te noemen: VVAA - gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, VVAA te veroordelen om aan Winterthur te betalen een bedrag van ƒ 126.349,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juli 1993 tot aan de dag der algehele voldoening.
VVAA heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 10 november 1999 de vordering afgewezen en Winterthur in de proceskosten veroordeeld.
Tegen dit vonnis heeft Winterthur hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij memorie van grieven heeft Winterthur haar eis verminderd in die zin dat een bedrag van ƒ 113.174,83 wordt gevorderd.
Bij tussenarrest van 13 maart 2003 heeft het hof Winterthur een bewijsopdracht gegeven. Bij eindarrest van 24 maart 2005 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en Winterthur in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft Winterthur beroep in cassatie ingesteld. VVAA heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het principale beroep.
De advocaat van Winterthur heeft bij brief van 23 november 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de middelen in het principale beroep falen, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt Winterthur in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van VVAA begroot op € 1.611,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 januari 2007.