ECLI:NL:HR:2007:AZ4568
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Vordering van curator tegen gefailleerde wegens weigering medewerking aan nalatenschap
In deze zaak gaat het om een vordering van de curator in het faillissement van eiser tot cassatie, die wordt aangesproken wegens het weigeren van medewerking aan de afhandeling van een nalatenschap. De curator, mr. Wilhelm Aerts, heeft eiser gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem en gevorderd dat eiser alle goederen die hij kan claimen uit de nalatenschap van zijn overleden moeder zou afgeven. Daarnaast werd eiser opgedragen om alle noodzakelijke rechtshandelingen te verrichten om ervoor te zorgen dat de vermogensbestanddelen van de nalatenschap aan de boedel worden afgegeven. Eiser heeft echter de exceptie van onbevoegdheid opgeworpen en de vordering bestreden.
De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 20 augustus 2003 geoordeeld dat zij bevoegd was om van het geschil kennis te nemen. In een eindvonnis van 21 januari 2004 werd de vordering van de curator toegewezen. Eiser ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 28 juni 2005 de vonnissen van de rechtbank bekrachtigde. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.