ECLI:NL:HR:2007:AZ4568

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/317HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van curator tegen gefailleerde wegens weigering medewerking aan nalatenschap

In deze zaak gaat het om een vordering van de curator in het faillissement van eiser tot cassatie, die wordt aangesproken wegens het weigeren van medewerking aan de afhandeling van een nalatenschap. De curator, mr. Wilhelm Aerts, heeft eiser gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem en gevorderd dat eiser alle goederen die hij kan claimen uit de nalatenschap van zijn overleden moeder zou afgeven. Daarnaast werd eiser opgedragen om alle noodzakelijke rechtshandelingen te verrichten om ervoor te zorgen dat de vermogensbestanddelen van de nalatenschap aan de boedel worden afgegeven. Eiser heeft echter de exceptie van onbevoegdheid opgeworpen en de vordering bestreden.

De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 20 augustus 2003 geoordeeld dat zij bevoegd was om van het geschil kennis te nemen. In een eindvonnis van 21 januari 2004 werd de vordering van de curator toegewezen. Eiser ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 28 juni 2005 de vonnissen van de rechtbank bekrachtigde. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

9 maart 2007
Eerste Kamer
Nr. C05/317HR
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
mr. Wilhelm AERTS, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [eiser],
wonende te Mook, gemeente Mook en Middelaar,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: de curator - heeft bij exploot van 1 april 2003 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. [eiser] te veroordelen tot het afgeven van alle goederen waarop hij aanspraak heeft gemaakt dan wel kan maken terzake de nalatenschap van zijn overleden moeder, zoals nader omschreven in de inleidende dagvaarding;
b. [eiser] te gebieden om alle rechtshandelingen te verrichten die naar het oordeel van de Oostenrijkse autoriteiten en Oostenrijkse partijen noodzakelijk zijn om te effectueren dat de tot het aandeel in de nalatenschap van de overledene behorende vermogensbestanddelen aan hem in zijn hoedanigheid van curator worden afgegeven, respectievelijk ten gunste van de door hem beheerde boedel worden geïnd;
c. de curator in zijn hierboven genoemde hoedanigheid aan te wijzen als vertegenwoordiger van [eiser] om alle onder b omschreven rechtshandelingen te verrichten indien [eiser] op eerste verzoek van de curator mocht weigeren deze rechtshandelingen te verrichten.
[Eiser] heeft vóór alle weren de exceptie van onbevoegdheid van de rechtbank opgeworpen en ten gronde de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 20 augustus 2003, voorzover in cassatie van belang, in het incident de rechtbank bevoegd verklaard om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen en bij eindvonnis van 21 januari 2004 het gevorderde toegewezen.
Tegen deze vonnissen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 28 juni 2005 heeft het hof de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen curator is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 maart 2007.