ECLI:NL:HR:2007:AZ3574

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00381/06 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake parkeervoorzieningen voor gevaarlijke stoffen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 28 november 2005 uitspraak deed in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij het parkeren van vervoermiddelen geladen met gevaarlijke stoffen binnen de bebouwde kom. De verdachte heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. H.H. van Steijn, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 23 januari 2007 het arrest gewezen. In de beoordeling van de middelen is vastgesteld dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de argumenten van de verdachte niet overtuigend genoeg achtte om het eerdere oordeel van het Gerechtshof te herzien.

Uiteindelijk komt de Hoge Raad tot de slotsom dat het beroep moet worden verworpen. De beslissing is genomen door de vice-president G.J.M. Corstens, samen met de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema. Dit arrest bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerechtshof en onderstreept de strikte toepassing van de regels omtrent het parkeren van gevaarlijke stoffen in stedelijke gebieden.

Uitspraak

23 januari 2007
Strafkamer
nr. 00381/06 E
km/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, Economische Kamer, van 28 november 2005, nummer 21/003471-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H.H. van Steijn, advocaat te Deventer, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 23 januari 2007.