ECLI:NL:HR:2007:AZ3574
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake parkeervoorzieningen voor gevaarlijke stoffen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 28 november 2005 uitspraak deed in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij het parkeren van vervoermiddelen geladen met gevaarlijke stoffen binnen de bebouwde kom. De verdachte heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. H.H. van Steijn, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 23 januari 2007 het arrest gewezen. In de beoordeling van de middelen is vastgesteld dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de argumenten van de verdachte niet overtuigend genoeg achtte om het eerdere oordeel van het Gerechtshof te herzien.
Uiteindelijk komt de Hoge Raad tot de slotsom dat het beroep moet worden verworpen. De beslissing is genomen door de vice-president G.J.M. Corstens, samen met de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema. Dit arrest bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerechtshof en onderstreept de strikte toepassing van de regels omtrent het parkeren van gevaarlijke stoffen in stedelijke gebieden.