ECLI:NL:HR:2007:AZ2475
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van aanwijzing veiligheidsrisicogebied en de gevolgen voor fouillering
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van de aanwijzing van een veiligheidsrisicogebied door de burgemeester van Amsterdam en de gevolgen daarvan voor de mogelijkheid tot fouillering. De burgemeester had op 20 november 2002 een deel van Amsterdam aangewezen als veiligheidsrisicogebied, wat de politie de bevoegdheid gaf om preventief te fouilleren. Deze aanwijzing werd later verlengd. De verdachte weigerde op 19 februari 2004 zich te onderwerpen aan een fouillering in dit gebied en werd vervolgd op basis van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtmatigheid van het bevel tot fouillering afhankelijk is van de rechtmatigheid van de aanwijzing van het veiligheidsrisicogebied. De burgemeester heeft een ruime beoordelingsmarge, maar de besluiten moeten wel deugdelijk gemotiveerd zijn en proportioneel zijn ten opzichte van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, omdat de motivering van de aanwijzingsbesluiten tekortschiet en niet voldoet aan de wettelijke eisen. De besluiten zijn onbevoegd genomen en ontberen rechtskracht, wat ook gevolgen heeft voor het bevel van de officier van justitie. De verdachte wordt vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.