Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het aanwijzingsbesluit van de burgemeester van 30 juni 2015 deze – terughoudende - toets kan doorstaan en motiveert dit als volgt.
Blijkens de aanhef in het besluit heeft, alvorens tot besluitvorming is overgegaan, overleg plaatsgevonden in de driehoek met de hoofdofficier van justitie en de politiechef van de Eenheid Rotterdam. Door de verdediging zijn geen argumenten naar voren gebracht die zouden doen twijfelen aan de juistheid van hetgeen de burgemeester heeft gesteld.
De burgemeester heeft zich bij het nemen van het besluit gebaseerd op het aan het besluit gehechte verzoek van de politiechef van de Eenheid Rotterdam van 23 juni 2015 tot aanwijzing van het veiligheidsrisicogebied Charlois in district Rotterdam Zuid voor een periode van zes maanden. In dit verzoek is uitgebreid beschreven wat de situatie is geweest in de periode van 22 december 2014 tot 22 juni 2015, in welke periode het gebied reeds als
veiligheidsrisicogebied was aangewezen. Ter illustratie van de geweldsproblematiek in het betreffende gebied zijn een aantal ernstige geweldsincidenten vermeld die zich in de periode december 2014 - juni 2015 hebben voorgedaan in Charlois. Door de politie wordt het van groot belang geacht om het in het district Charlois reeds geruime tijd ingezette offensief tegen (vuur)wapenbezit en de aanpak van straatroven en overvallen, van welk offensief het instrument preventief fouilleren onderdeel uitmaakt, consequent voort te zetten. Tevens is overwogen dat de afgelopen jaren een onverminderd positieve grondhouding bij het publiek bestaat ten aanzien van de preventieve fouilleeracties. Over het algemeen zijn burgers content met het optreden van de politie, waarbij ingezet wordt op mondelinge uitleg over doel en werkwijze van de acties, folders zijn uitgereikt en bij behoefte contact met de wijkagent wordt geboden.
Op basis van dit gemotiveerde verzoek heeft de burgemeester overwogen dat de belangen van openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en van strafbare feiten en de bescherming van de gezondheid in het onderhavige geval zwaarder wegen dan het individuele belang van de burger in de zin van bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Het hof is van oordeel, gegeven de motivering die aan het besluit ten grondslag heeft gelegen, een en ander zoals hiervoor is overwogen, dat de burgemeester het gebied zoals dat in het aanwijzingsbesluit is gedefinieerd in redelijkheid (wederom) heeft kunnen aanwijzen als veiligheidsrisicogebied voor de duur van zes maanden. Dat dit gebied groter is dan de verdachte zou wensen en ook het leefgebied van de verdachte omvat, kan daaraan niet afdoen.
Dat, zoals door de verdediging is gesteld, andere gebieden in de regio Rotterdam net zo onveilig zouden zijn terwijl die gebieden niet zijn aangewezen als veiligheidsrisicogebied, maakt dit niet anders. De vraag of en zo ja, voor welke gebieden een aanwijzingsbesluit wordt genomen, behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de burgemeester.
Nu het hof van oordeel is dat het aanwijzingsbesluit rechtmatig is, en dit aanwijzingsbesluit ziet op de periode van 1 juli 2015 tot 1 januari 2016 was de officier van justitie in beginsel bevoegd om in die periode een bevel op grond van de artikelen 50, 51 en