ECLI:NL:HR:2007:AZ0663
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Herzieningsaanvraag na EHRM-uitspraak inzake schending van artikel 8 EVRM
In deze zaak gaat het om een herzieningsaanvraag die is ingediend na een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) op 27 april 2004, waarin werd vastgesteld dat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) was geschonden in de strafzaak tegen de aanvrager. De aanvrager, geboren in 1953, had een gevangenisstraf van negen jaar opgelegd gekregen voor verschillende ernstige misdrijven, waaronder zware mishandeling en oplichting. De aanvraag tot herziening is gebaseerd op artikel 457, eerste lid aanhef en onder 3° van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dat vereist dat de aanvraag binnen drie maanden na de relevante omstandigheid moet worden ingediend. De Hoge Raad achtte zich onvoldoende ingelicht over de tijdigheid van de aanvraag en heeft de aanvrager en zijn raadsman opgeroepen om te verschijnen op de openbare terechtzitting van 6 februari 2007. Tijdens deze zitting heeft de raadsman aangegeven dat de aanvraag niet tijdig was ingediend en dat deze werd ingetrokken. De Hoge Raad heeft vervolgens vastgesteld dat de aanvraag tot herziening is ingetrokken, waarmee de zaak werd afgesloten. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 20 februari 2007, waarbij de vice-president en vier raadsheren betrokken waren.