ECLI:NL:HR:2007:AZ0392
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Baatbelasting Leeuwarden: onroerende zaak niet gebaat
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de baatbelasting die aan belanghebbende, een B.V., was opgelegd voor de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Q. De aanslag was opgelegd ter zake van het genot krachtens eigendom van de onroerende zaak in verband met de herinrichting van de binnenstad van Leeuwarden. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar het college heeft de aanslag gehandhaafd.
Het Gerechtshof heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak van het college alsmede de aanslag vernietigd. Het college heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, die tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie adviseerde, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het Hof, dat de onroerende zaak van belanghebbende door de voorzieningen slechts in een verwaarloosbare mate in een voordeliger positie is gekomen, niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel is verweven met feitelijke waarderingen en kan in cassatie niet verder worden getoetst.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelt het college in de proceskosten, vastgesteld op € 724,50 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De gemeente Leeuwarden wordt aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. Dit arrest is gewezen op 22 juni 2007 door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken.